Het is wellicht nuttig de reacties op het Telegraaf interview met Edwin Timmer (download pdf) nader te bezien. Zo’n stuk of 50 heb ik er op verschillende websites gelezen, vrijwel alle positief en maar een enkele negatief. Nu leert men gewoonlijk meer van zijn opponenten dan van supporters, zodat het vooral de moeite waard is die van de eerst genoemden te bezien. De paar negatieve reacties komen op het volgende neer:

  1. Er is overvloed aan bewijsmateriaal voor klimaatverandering, smeltende gletsjers,
  2. slinkend noordpoolijs, en andere klimatologische verschijnselen.
  3. De verdachtmaking richting IPCC worden ongenuanceerd genoemd, of arrogant.
  4. Deze horen in een wetenschappelijk debat niet thuis.
  5. Ik zou de publieke opinie bespelen terwijl ik mij beter tot de ‘wetenschap’ zelf zou richten.

Welke weerwoorden zijn hierop te geven?
1. Vallen deze verschijnselen buiten de natuurlijke variatie die men mag verwachten bij het gedrag van het mondiale klimaat? Dat valt te betwijfelen en in ieder geval zijn ze geen direct bewijs dat de stijging van de CO2 concentratie in de atmosfeer hiervoor verantwoordelijk is. In de primaire literatuur over deze verschijnselen wordt zo’n bewijs niet geleverd. Wel valt op dat menige auteur een mogelijk CO2 effect veronderstelt, het er met de haren bijsleept, en dat is op zich een signaal dat we met een ‘hype’ te maken hebben. Er dringt zich bij mij dan steeds weer de vraag op welk niveau van kennis deze ‘experts’ werkzaam op een beperkt gebied, van de werking van het aardse broeikaseffect hebben. Vraag men nader naar het inzicht dat men zou hebben verworven dan lijkt het merendeel een veel te simpele voorstelling van het complexe systeem te hebben. Deze komt er in het kort op neer, H2O en CO2 absorberen infrarood, dat is warmtestraling, en daarmee wordt de atmosfeer een warmtedeken die het aardoppervlak op een hogere temperatuur houdt dan in afwezigheid van deze stoffen. Dit natuurverschijnsel initieert ongetwijfeld het broeikaseffect maar bij de om haar as en om de zon draaide aarde worden zoveel meer verschillende warmtetransporten in gang gezet dat het eindresultaat op een mondiale schaal niet automatisch vast staat.

2. Een interview in een dagblad kan moeilijk alle nuances weergeven. Maar was het verslag werkelijk zo ongenuanceerd? Wie zelf zich een beetje in de ClimateGate files heeft verdiept, verwacht ik tot een andere conclusie te komen. De samenvatting van hen die dit hebben gedaan kan als volgt worden verwoord. “What appears to have emerged is that (a) the (AGW) scientists have been manipulating the raw temperature figures to show a relentlessly rising global warming trend; (b) they have consistently refused outsiders access to the raw data; (c) the scientists have been trying to avoid freedom of information requests; and (d) they have been discussing ways to prevent papers by dissenting scientists being published in learned journals.”
Aantijgingen (a) ,(b) en (c) zijn al geruime tijd bekend. (d) is een ervaring die menige ‘dissenting scientist’ heeft maar die nu lijkt te worden bevestigd als moedwillig te zijn toegepast. Ik spreek hier ook uit eigen ervaring met manuscripten die zonder behoorlijke argumentatie werden geweigerd. En de sporen van dergelijk soort ervaringen kunnen ook in de ClimateGate files worden gevonden. Er worden hierin weinig namen genoemd, maar voor de insider is duidelijk op wie de hints slaan. Zie ondermeer het verslag van Marcel Crok op http://www.climategate.nl over zijn ervaring met zijn hockeystick artikel in NWT.

3. Climategate betreft geen wetenschappelijk debat. Het gaat bij een nader onderzoek van de files om de analyse van de sociale infrastructuur die zich in het IPCC heeft gevestigd.
Een kleine groepering aan de top van IPCC’s evaluaties blijkt een zwaar stempel op de uitkomsten ervan te hebben gedrukt. En deze zijn gewillig door de verkondigers van het IPCC standpunt geaccepteerd. De inrichting van het IPCC kan worden gecorrigeerd. Alsmede mogelijk ook de uitkomsten van de evaluaties. Maar wel zo interessant is om nader te bezien hoe de achterliggende wetenschappelijke infrastructuur van IPCC heeft gefunctioneerd en of daarin geen veranderingen moeten worden aangebracht om de berichtgeving over de waarheidsvinding en de publieksvoorlichting te verbeteren, dat wil zeggen, minder eenzijdig te maken. (A.Rörsch. “Op zoek naar betere wetenschapsvoorlichting. De klimatologie, een interessant studieobject” SPIL/233-224, (2) 2006. 29-31 – download pdf).

4. Opmerkelijk is de kwalificatie die de onder IPCC vlag opererende onderzoekers van zich zelf geven en van hen die de stelling ‘AGW is een feit’ nog steeds durven betwijfelen. De AGW protagonisten zijn de ware wetenschappers, want zij zijn de experts op klimatologisch gebied. De AGW antagonisten, de critici van de IPCC reportage, zijn amateurs, omdat deze groepering grotendeels wordt gevormd door onderzoekers in andere disciplines.
Er is een andere kijk, een omgekeerde kwalificatie, mogelijk. De AGW protagonisten, de Advocacy researchers, zijn niet zulke objectieve beoordelaars van de beschikbare kennis en de AGW antagonisten zijn de ‘ware’ wetenschappers die, vanuit een breder perspectief dan de huidige mode in de klimatologie, kritisch de waarheidsvinding hoog in het vaandel houden.

Wie zijn de critici van de IPCC doctrine?
Het aantal twijfelaars aan het CO2 paradigma, is overigens minder gering dan propagandisten voor de IPCC verkondiging voorgeven , wellicht zelfs groter dan van hen die zich onder IPCC vlag schaarden. Ze zijn voor het grote publiek en de media echter minder goed zichtbaar want zij beschikken niet zoals het IPCC over een wereldwijde, politiek gezaghebbende organisatie met een goed functionerend propaganda apparaat. De wetenschappelijke oppositie tegen het CO2 paradigma is gecentreerd rond een aantal individuele wetenschapsbeoefenaren die zich in de literatuur wel degelijk melden, maar die weinig gehoor vinden in IPCC kring. Bekende namen zijn onder andere Lindzen, Spencer, McIntyre, Pielke, Khandakar. Voor een overzicht van artikelen in de officiële literatuur, zie de lijst in het NIPCC rapport. . In hun oppositie tegen het CO2 paradigma verkondigen ze ook nog steeds niet eenstemmig een duidelijk vervangend nieuw paradigma, zoals in een recent artikel in SPIL gepresenteerd onder de titel ‘de weer-thermostaat’. (“Een koerswijzing in het klimatologisch onderzoek” (download pdf).  Zij zullen dit wel op grote lijnen onderschrijven maar blijven op onderdelen even kritisch tegenover dit als tegenover het CO2 paradigma. Dit is serieuze, degelijke, wetenschapsbeoefenaren eigen. Hun onderzoek resulteert wel in toenemende mate in onderbouwing van het paradigma van de weerthermostaat op onderdelen. Wat in feite een terugvallen is op de klassieke opvattingen in de klimatologie van voor 1964. (Zie de Enclopaedia Britannica 1994, deel V, aangehaald in A.Rörsch, D. Thoenes en H. Labohm “De staat van het klimaatonderzoek 2008”  (download pdf).

Daarnaast zijn er critici die zelf weinig of geen onderzoek verrichten aan het klimaat, afkomstig uit een grote verscheidenheid van disciplines, bijvoorbeeld de procestechnologie , de economie en een enkele academisch gevormde wetenschapsjournalist . Die door de experts, die de PCCC sprekers pretenderen te zijn, publiekelijk regelmatig in de hoek worden gezet als ‘ondeskundigen’. Maar wat doen zij? Zij lezen de beschikbare literatuur, wellicht grondiger en breder dan de ‘experts’ en evalueren die onafhankelijk van het officiële circuit.
De bekende klimatoloog Lindzen (MIT, Cambridge, VS) heeft zich bij een hoorzitting van de VS senaat eens nogal laatdunkend over collega’s uitgelaten: “Het probleem in de klimaatwetenschap is, dat zij een te grote aantrekkingskracht heeft op mediocre fysici”. Deze boute uitspraak ten aanzien van fysici durf ik niet zondermeer te onderschrijven. Tot dusver ben ik niet betrokken geweest bij intern onderzoek naar de kwaliteit van enig klimaatinstituut, waarmede interviews met diens onderzoekers gepaard gaat. Zo’n visitatie van externe wetenschapsbeoefenaren is in natuurwetenschappelijke disciplines inmiddels gebruikelijk. Het is mij ook niet bekend of in de klimatologie deze vorm van (persoonlijke) kwaliteitsbewaking wordt toegepast. Deze zal ook weinig objectief zijn indien de visitatie plaats vind binnen de IPCC machtsstructuur. Ik heb slechts van buitenaf, via publicaties, (o.a, ook jaarverslagen van KNMI) en web-sites, kennis kunnen nemen van wat zich in de klimatologie afspeelt. De algemene indruk is dan beslist niet dat we met uitsluitend mediocre wetenschappers hebben te maken. Het KNMI jaarverslag bevat veel interessante artikelen en er wordt degelijk in de literatuur gepubliceerd.

Nogmaals, het valt voorts op dat het grote merendeel van de wereldliteratuur, onderzoek is op het gebied van signalen voor klimaatverandering in het algemeen. Een mogelijk effect van CO2 wordt er met de haren bijgesleept of stilzwijgend aangenomen. Er dringt zich dan steeds weer de vraag op welk niveau van kennis deze ‘experts’ werkzaam op een beperkt gebied, van de werking van het aardse broeikaseffect hebben. En waaraan zij deze ontlenen. Is het eigen inzicht of slechts reproductie van de IPCC doctrine over AGW zoals uit diens evaluaties volgt?
De opponenten van mijn visie dat er iets mis is in de mainstream klimatologie blijven vol houden dat de kwaliteit van die evaluatie boven alle twijfel is verheven. Dat vertrouwen heb ik dus niet, met enige ervaring op het gebied van evaluaties. De alarmbellen rinkelden al voor ClimateGate (SPIL 2008 (1) 20-29 “Pseudowetenschappelijke elementen in het onderzoek naar klimaatverandering” – download pdf) . De redenen voor de twijfel vergen een bredere toelichting dan op een blog mogelijk is en die hoop ik spoedig in SPIL uiteen te zetten.