De beuk domineert steeds meer onze bossen dankzij de klimaatverandering sinds 3000 jaar geleden

De beuk domineert steeds meer onze bossen dankzij de klimaatverandering sinds 3000 jaar geleden

We zien regelmatig nog studies in massamedia geciteerd – waarbij ‘in het jaar 2100 80 procent van de soorten is verdwenen’, door een ‘hoger uitsterfrisico dankzij de klimaatverandering’. Er is een complete extinctierisico-industrie ontstaan zo stelt Craigh Loehle vast op Wattsupwiththat, na zijn publicatie in Energy and Environment over de warmtetolerantie van Canadese bomen. Uit een inventarisatie van bomen in arboreta in Australie, toont Loehle hoe tientallen Canadese boomsoorten in vele van die boomkwekerijen groeien over een brede (voor Canadese soorten veel te warme) klimaatzone, en het daar prima doen. Ver buiten hun ‘normale’ temperatuurrange. Dus hoe belangrijk is ‘gemiddelde wereldtemperatuur’uit een klimaatmodel nu voor het voorkomen van boomsoorten?

Klimaatenvelop naar prullenbak sturen
De belangrijkste – hier al vaak en ook door mij in De Staat van het Klimaat- besproken zwakte van deze projecties die Loehle ook noemt, is de aannames die ze hanteren, die alleen correlatief zijn. Planten en dieren zouden een vaste ‘klimaatenvelop’hebben. Hun huidige verspreidingsgebied hangt bij de klimaatenvelop-studies van de extinctierisico-industrie direct samen met ‘de gemiddelde temperatuur’ op die plek, op basis van hun historische voorkomen. Van verspreidingsgegevens die vaak niet meer dan 10 tot 20 jaar beslaan. Oftewel: een ooievaar broedt bij de boer op het dak omdat het daar voldoende koud is, en scharrelt kikkers uit de sloot omdat het daar precies koud genoeg voor hem is. Een boom groeit ergens- niet omdat pH, bodemgesteldheid en nutrienten een rol spelen- maar omdat het daar precies koud genoeg is.

Wanneer dan aardopwarming volgt moet de ooievaar een dak noordelijker vluchten om te zorgen dat hij het voldoende koud houdt. De boom legt het loodje, dankzij een gebrek aan voldoende kou. Althans in de klimaatenvelopstudies. Wanneer ik het zo opschrijf kan ik me voorstellen dat de lezer denkt: dat kan niet waar zijn, als de onderliggende aanname zo absurd is. Toch is dat de aanname die een hele industrie van intelligente mensen- ook wel wetenschappers genoemd- hanteert. En waarmee zij mediasucces én daarmee financieel succes scoren.

Concurrentie verdrijft soorten aan zuidgrens, verspreiding noordgrens door temperatuur
Maar stel dat het warmer wordt: gaat een boom dood als het deze eeuw twee graden warmer wordt en zijn theoretische ‘klimaatenvelop’wordt overschreden? Of wat voor willekeurige soort plant ook?

Loehle stelt dat klimaatenvelopstudies bij boomsoorten de wereld dus op zijn kop zetten. Niet warmtetolerantie speelt op de termijn van een eeuw een rol, maar koudetolerantie: weerbaarheid tegen vorst. Bij klimaatopwarming zul je dus allereerst een areaaluitbreiding zien naar het noorden van diverse boom- en plantensoorten. Aan de zuidgrens van hun verspreiding tonen de meeste boomsoorten ook snellere groei. Ze worden op termijn hooguit verdrongen door soorten die bij hogere temperaturen nog sneller groeien, die dan beter ellebogen dan de op koude aangepaste tragere groeiers. Die verdringing aan de zuidgrens kan vele eeuwen in beslag nemen.

Klimaatwetenschap versus klimaatoverdrijving
Het verschil met serieuze wetenschap en klimaatoverdrijving, is dat journalisten gek zijn op klimaatoverdrijving omdat dit zulke dramatische krantenkoppen oplevert. Daarmee faciliteren zijn weer de fondsenwerving van de extinctie-risicoindustrie. Terwijl massamedia wél de uitkomsten van deze computermodel-projecties als ‘waarheid, nu handelen’citeren komt hun weerlegging en vooral relativering nooit in media terecht.

Het beeld dat zo bestaat: klimaatopwarming is een soortenkiller, terwijl bij milde opwarming vooral gunstige effecten bestaan en de één profiteert waar de ander last krijgt (naast de vele andere door menselijk ruimtegebruik veroorzaakte stressfactoren).

Daarnaast houden de computermodel-jongens van de uitsterfrisico-industrie elkaar allen de hand boven het hoofd. Als er kritiek op een paper komt, is dat vooral in de trant van ‘schuif nog eens aan die parameter, doe nog een beetje habitatheterogeniteit er bij en dan heb je een betere correlatie’. Terwijl het juist veldecologen zijn die de absurditeit van deze modellen en hun voorspellingen inzien, omdat ze louter correlatief zijn zonder biologisch verklaringsmechanisme: maar die publiceren geen kritiek omdat ze niet modelbekwaam genoeg zijn.

Klimaatopwarming is wel een ramp geweest
Wat we in Nederland zien: na 6-9 graden opwarming sinds de laatste ijstijd zijn er nog steeds ijstijdrelicten te vinden, berendruif kwam tot recent nog op Terschelling voor. Tegelijk ging dankzij aardopwarming rond 2000 jaar geleden de beuk steeds meer onze bossen domineren. Wanneer we niet ingrijpen bepaalt de beuk het beeld van een climax-bos bij ons, met verdacht weinig ondergroei omdat hij alle licht wegneemt én ook nog de bodem verzuurt met zijn humus.

Klimaatgevoelige wereld in de computer
De realiteit weerhoudt de extinctierisico-industrie niet van een productieve doemscenario-fabricage. <a href=”http://www.natureserve.org/sites/default/files/publications/files/nclimate2113.pdf”>Net zouden ook nog 80 procent van de amfibieen en reptielen in de VS in 2100 uitsterven</a>, wanneer de CO2-concentratie 780 ppm zou zijn en je de 5 meest CO2-gevoelige klimaatmodellen gebruikt met maximaal media-effect.

Trendsetter is de studie van Chris Thomas in Nature- Extinction Risk From Climate Change in 2004- waar tientallen procenten van de bestaande soorten het loodje zouden leggen door klimaatopwarming: de (enige) biologische basis onder de Stern Review. Hier werkten ook mensen van het Planbureau voor de Leefomgeving aan mee. Volgens Chris Thomas zou in een door het nieuwe IPCC-rapport aangehaalde studie een compleet nieuwe rode lijst voor de IUCN moeten worden samengesteld, waarin zijn computervoorspellingen worden verwerkt.

De zojuist genoemde studie in Nature Climate Change dit voorjaar weerlegt die claim van Thomas overigens: niet temperatuur maar vooral de hoeveelheide beschikbaar leefgebied bepaalt de kans op uitsterven, en dat is het zelfde doel als de klassieke natuurbescherming al hanteert. Dus ook voor natuurbescherming heeft de extinctierisico-industrie een beperkte waarde. Het is vooral goed voor de carrieres van een beperkte groep mensen. Maar zonde voor het papier en alle bomen.