Afbeelding: Shutterstock.

Van een onzer correspondenten.

Het IMF geeft in de recente Fiscal Monitor een somber beeld van de overheidsfinanciën van landen als de internationale klimaatmaatregelen moeten worden doorgevoerd. Men schrijft:

‘Veel landen worden geconfronteerd met hoge schulden, stijgende rentetarieven en zwakkere groeivooruitzichten. De schuldquote zal naar verwachting in de periode 2023-2028 wereldwijd met 1 procentpunt per jaar stijgen, sneller dan vóór de pandemie werd verwacht. Deze tegenwind bemoeilijkt de inspanningen om de klimaatverandering aan te pakken.’

Financieel Dagblad: Aanpak klimaatverandering jaagt staatsschulden op.

Verschillende economieën voeren een emissiereductiebeleid dat sterk afhankelijk is van bestedingsmaatregelen, zoals het verhogen van de overheidsinvesteringen en subsidies voor hernieuwbare energie.

Beleid om de uitstoot terug te dringen is een welkome inspanning, aldus het IMF. Toch brengen ze in sommige gevallen grote begrotingskosten met zich mee. Beleidsmakers worden dus geconfronteerd met een fundamentele wisselwerking: aan de ene kant zal het vooral vertrouwen op de uitgaven gebaseerde maatregelen om tegen het midden van de eeuw de netto-nul doelstellingen te bereiken steeds duurder worden, waardoor de staatsschuld mogelijk met 45-50 procent van het bbp zal stijgen voor een representatieve grote uitstotende economie, waardoor de schulden op een onhoudbaar pad terechtkomen.

Aan de andere kant zou beperkte klimaatactie de wereld blootstellen aan de negatieve gevolgen van de opwarming van de aarde. Macro-economische risico’s zouden daarmee gepaard gaan.

Landen die fossiele brandstoffen produceren, zullen ook een scherpe daling van de inkomsten uit grondstoffen zien als de wereld op koers komt om een netto nul-uitstoot te bereiken.

De afweging zou kunnen worden versoepeld door het gebruik van CO2-beprijzing, wat kosteneffectief is bij het verminderen van de uitstoot en ook inkomsten genereert om de schuldenlast te verlichten. Maar CO2-beprijzing is vaak niet populair, waardoor de afweging verandert in een trilemma tussen het bereiken van klimaatdoelstellingen, fiscale duurzaamheid en politieke haalbaarheid.

Dergelijke uitdagingen zijn groot voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, gezien hun groei- en ontwikkelingsprioriteiten. Deze economieën moeten zich ook aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering, wat bijdraagt aan de toch al aanzienlijke investeringsbehoeften om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te halen.

Ze hebben ook beperkte toegang tot CO2-arme technologieën, ook al kunnen bestaande technologieën landen in staat stellen ongeveer 90 procent van de emissiereducties te realiseren die tegen 2030 nodig zijn om aan de temperatuurdoelstellingen te voldoen.

Landen die fossiele brandstoffen produceren, zullen ook een scherpe daling van de inkomsten uit grondstoffen zien als de wereld op koers komt om een netto-nul uitstoot te bereiken, wat aanzienlijke uitdagingen met zich meebrengt voor de overheidsfinanciën en de economische diversificatie.

En zo stort het kaartenhuis van het klimaatbeleid langzaam in elkaar.

***

Bron hier.

***