Dick Thoenes.

Een bijdrage van Dick Thoenes.

Er wordt voortdurend propaganda verspreid voor ‘duurzame’ energie. Bij de opwekking daarvan zouden geen fossiele brandstoffen worden verbruikt (waarvan de voorraden in principe natuurlijk eindig zijn, ook al is er nog voldoende voor eeuwen) en die zou ook goed zijn voor het klimaat. Dat laatste idee is onjuist. Dat is gebaseerd op de onjuiste theorie dat de atmosfeer door de invloed van CO2 wordt opgewarmd.

Er bestaan inderdaad energiebronnen die ontginbaar zijn en eeuwig durend lijken, maar je moet er wel eerst veel in investeren. Wat het dichtste bij het duurzaamheidideaal komt is waterkracht. Weliswaar kosten de stuwdammen, de turbines en de benodigde hoogspanningsleidingen veel geld om aan te leggen, maar ze gaan lang mee en de opbrengst is groot. Je maakt gebruik van natuurlijk hoogteverschil, waar voldoende neerslag valt op voldoend grote hoogte. Er is dus een regenachtig bergland voor nodig, zoals in Scandinavië of de Alpenlanden. Een belangrijk voordeel van waterkracht is, dat in de stuwmeren het water wordt opgeslagen, zodat men voor de energiewinning niet afhankelijk is van de wisselende regenval (mits op niet al te lange termijn). Ook het wisselende verbruik kan zo goed worden opgevangen, bij kleiner verbruik wordt een deel van de turbines tijdelijk stilgezet, terwijl het waterniveau in de stuwmeren stijgt.

Een andere ‘duurzame’ manier van energieopwekking is kernenergie, maar die valt onder het Nederlandse taboe. Daarover mag niet gesproken worden. Als we werkelijk het CO2– probleem belangrijk zouden vinden zouden we natuurlijk investeren in kernenergie, die bijvoorbeeld in Frankrijk en in Zweden op grote schaal wordt toegepast en in feite de goedkoopste en de meest veilige energiebron is. Het lijkt er op dat kernenergie op basis van thorium (in plaats van uranium) de toekomst zou kunnen hebben. Daar zou veel onderzoek aan gedaan moeten worden.

In Nederland heeft men gekozen voor windkracht en we hebben al vele tientallen miljarden geïnvesteerd in windmolens. Dat lijkt aardig, want de wind waait immers voor niets. Er zijn echter twee problemen: het waait maar ongeveer 25% van de tijd hard genoeg (en niet te hard) om energie te winnen en we kunnen die energie niet opslaan op voldoend grote schaal. Dat betekent dat de energieleverantie niet betrouwbaar is. Als het te zacht of te hard waait zitten we al gauw zonder stroom. Deze problemen zijn bij zonnecellen nog veel ernstiger, vooral ’s winters, omdat dan de zon (op onze breedtegraad) maar weinig schijnt en dan nog onder een kleine hoek, terwijl de energiebehoefte dan juist het grootst is. Een tweede probleem is dat de investeringen zo hoog zijn, dat het de vraag is of we die ooit terugverdienen in de levensduur van de installaties. Volgens huidige inzichten kosten ze meer geld (en energie!) dan ze ooit zullen opbrengen (zie Fred Udo*). Het gaat daarbij niet alleen om de bouwkosten van windmolens en zonnecellen, maar ook om de kosten van de apparatuur die nodig is om wisselstroom van constant voltage en constante frequentie te maken, wat essentieel is voor veel technische apparaten (zoals medische apparatuur en computers) en de kosten van de benodigde extra hoogspanningsleidingen. Daarbij komen de onderhoudskosten. Als we naar de technische mogelijkheden kijken, blijkt dat niet meer dan enkele procenten van onze energie ooit ‘duurzaam’ kan worden opgewekt. We moeten wind- en zonne-energie dus zien als kleine aanvullingen op de traditionele energieopwekking, maar niet als een mogelijke vervanging daarvan. De vaak gehoorde bewering dat een windpark energie levert voor zoveel huishoudens is dus altijd onjuist. En wat nog vervelender is: wind- en zonne-energie hebben geen aanwijsbare voordelen. Kort gezegd: wat we uitgeven aan windmolens en zonnecellen is grotendeels weggegooid geld. Ze hebben alleen toekomst in bepaalde afgelegen gebieden (of eilanden) en dan nog alleen op kleine schaal.

Het behoort tot de gangbare propaganda in Nederland om het stoken van hout (‘biomassa’) ook ‘duurzaam’ te noemen. Dat is een principiële fout! Iedereen kan toch zien dat hout sneller opbrandt dan het aangroeit. In verschillende elektrische centrales worden nu houtpellets gestookt. Er worden in Amerika reusachtige oppervlakken aan bos omgehakt om in onze energiebehoefte te voorzien. Dit is volkomen onverantwoord. Je zou van een bosperceel per jaar niet meer kilo’s hout mogen omhakken dan dat er in dat jaar door aangroei bijkomen. Dat is in een gematigd klimaat niet meer dan 2 à 3 procent van het bestand. Dat doet men in Zweden (waar erg veel bos is), maar voor zover ik weet niet in Amerika. Daar gaat het hun alleen om het geld, dat wij domme Hollanders neerleggen.

Overigens komt er bij het stoken van hout natuurlijk veel meer CO2 vrij per kWh opgewekte stroom dan bij het stoken van steenkool (vanwege de lagere verbrandingswarmte van hout, ook al is dat is in feite niet belangrijk). Ook de transportkosten (energieverbruik) zijn bij hout veel hoger (per kWh) en dat is in feite al prohibitief voor het gebruik in centrales. Maar toch doen we dat in Nederland en zelfs op grote schaal. Het begrip ‘duurzaamheid’ wordt hier dus op onjuiste manier gebruikt. Het kost de samenleving alleen maar veel geld en het levert niets op.

Er heeft zich op dit gebied in Europa nog iets heel opmerkelijks voorgedaan en dat is de overeenkomst tussen een bekende lampjesfabriek en de EU om gloeilampen uit te bannen en te vervangen dor energiezuiniger lampen (zoals spaarlampen en LED lampen). Deze zijn zuiniger in het gebruik maar aanzienlijk duurder in aanschaf dan de traditionele gloeilampen. In principe had men natuurlijk de keuze aan de consument moeten overlaten, zodat hij kon besluiten voor welke toepassing welke lamp het gunstigste voor hem uitkomt. Anders gezegd: de consument zou de vrijheid moeten hebben om zelf de duurdere spaarlamp te kiezen waar hij geld wil uitgeven om energiekosten te besparen. Er werd echter niet meer genoeg verdiend op de gloeilampen, maar wel op de duurdere energiezuinigere lampen en men had dus belang bij deze overeenkomst. Die is echter in strijd met het principe van de vrije markt. Het gevolg is nu voor de consument dat gloeilampen veel moeilijker verkrijgbaar zijn en ongeveer driemaal zo duur zijn geworden. 

In de laatste jaren is daar de politieke rage bijgekomen om gasverwarming te willen beëindigen en om ook kolencentrales te sluiten. Dat is natuurlijk helemaal onverantwoord. Er is immers geen vervangende energiebron beschikbaar! Het lijkt mij toch niet dat het de bedoeling van de overheid kan zijn dat we voortaan in de kou moeten zitten. Misschien wordt stilzwijgend aangenomen dat we dan de huizen maar elektrisch moeten verwarmen. Dat kost wel driemaal zoveel energie! En waar moet die elektrische energie dan vandaan komen? Niet uit windmolens of zonnecellen, want de energielevering daarvan is niet betrouwbaar genoeg. Dus dan maar uit olie of toch maar uit gas? Maar dan wordt de energierekening driemaal zo hoog. Maar dat wordt er niet bij gezegd. In werkelijkheid zijn kolen natuurlijk de meest voor de hand liggende energiebron, vooral op de lange termijn, maar er is geen enkele zinnige reden om zo maar van gasverwarming af te stappen. In veel andere landen (bijv. in Spanje) worden juist gasleidingen aangelegd, omdat gas de schoonste energiedrager is. En in Azië worden op zeer grote schaal kolencentrales gebouwd.

Elektrisch verwarmen is driemaal duurder dan verwarmen met gas, vanwege de beperkte rendementen van elektrische centrales. Het totale rendement wordt hoger als je warmtepompen toepast, maar die zijn weer erg duur in aanschaf (vooral vanwege de kosten van de grote warmtewisselaars die in de grond moeten worden gelegd en het extra benodigde leidingwerk). Deze zijn alleen economisch toepasbaar in grote gebouwen in landen waar de stroom goedkoop is (zoals Noorwegen en Zweden). Bovendien zal de stroomleverantie in Nederland die grotere consumptie benodigd voor verwarming bij lange na niet aankunnen. Er zouden dus eerst veel nieuwe centrales moeten worden gebouwd. We kunnen dus vaststellen dat er geen praktisch alternatief voor gasverwarming brestaat. Het idee dat we ‘van het gas af moeten’ is dus onzinnig. Dat er nu woningen worden gebouwd zonder gasaansluiting is onverantwoord.

Iets dergelijks geldt voor het gebruik van elektrische auto’s op grote schaal. In de eerste plaats verbruiken die meer brandstof dan gewone auto’s. Maar we zouden daarvoor een heel nieuw elektriciteitsnet moeten aanleggen en tientallen nieuwe centrales (gestookt met fossiele brandstoffen) moeten bouwen om alleen al aan die vraag van stroom voor elektrische auto’s te voldoen. Huidige pleidooien voor elektrisch rijden zijn dan ook volkomen onverantwoord. Een beter idee is het gebruik van ‘hybride’ auto’s, waarvan de accu wordt opgeladen met een benzine- of dieselmotor op de buitenwegen. Binnen de bebouwde kom kan men dan elektrisch rijden, wat natuurlijk schoner is. Zulke auto’s zijn wel erg zwaar en verbruiken dus meer brandstof. Bij het opladen en ontladen van de accu´s gaat bovendien nog vrij veel energie verloren. Deze auto´s zijn ook erg duur in aanschaf (zie K. de Lange*).

Als we de gasproductie willen verminderen, zijn wij genoodzaakt gas te importeren, bijvoorbeeld uit Rusland of uit Noorwegen. Dat kost geld! Er is nog maar één andere geschikte energiebron die we op korte termijn kunnen inzetten: steenkool! En daarvan zit nog genoeg in de bodem. Uit steenkool kan je door vergassing* bruikbaar gas maken.

Een rationele discussie hierover is nu taboe. We zijn heel onnadenkend bezig en we gaan ons land in een onmogelijke situatie brengen: traditionele energievoorziening moet worden afgeschaft terwijl we geen alternatief hebben. De onwaarachtigheid overwint. Dit zal zeker leiden tot grote rampen.

In dit verband wil ik wijzen op het onzinnige idee van ´energietransitie´, dat door allerlei organisaties worde verspreid, o.a. door de stichting Urgenda. Het is een waanidee dat wordt gepresenteerd als algemeen aanvaard principe. Het zou alleen zinnig zijn indien we op grote schaal zouden overgaan op kernenergie. Maar organisaties als Urgenda hanteren het principe dat propaganda niet gebaseerd hoeft te zijn op waarheid.