Noorse statistici stellen ongemakkelijke vragen.  

Door Holman W. Jenkins, Jr.

Als deze column zichzelf ooit heeft geplagieerd, dan is dat door het herhalen van de zinsnede ‘Bewijs van opwarming is geen bewijs van wat de opwarming veroorzaakt’. Een artikel gepubliceerd door het statistische bureau van de Noorse regering, geschreven door twee van haar gepensioneerde experts, dat juist dit onderwerp aanroert, heeft tot zoveel beschuldigingen van klimaatafvalligheid aanleiding gegeven, dat je weet dat het interessant moet zijn.

De auteurs stellen een eenvoudige vraag: zijn klimaatsimulaties een voldoende basis om de waargenomen opwarming toe te schrijven aan menselijk CO2? Het klimaat op aarde is immers al duizenden jaren onderhevig aan substantiële opwarming- en afkoeling, die onverklaard blijven en niet aan fossiele brandstoffen kunnen worden toegeschreven. Als statistici luiden hun conclusie: “Met de huidige kennis lijkt het onmogelijk om te bepalen hoeveel van de temperatuurstijging te wijten is aan de menselijke uitstoot van CO2.”

John Dagsvik.

Wauw. Ondanks alle kritiek die zij over zich heen hebben gekregen vanwege deze bescheiden observatie, en ondanks het verontschuldigende gezeur van het door de overheid gerunde Statistische dienst, zeggen de auteurs niet dat klimaatmodellen geen bruikbare voorspellingen doen. Hun voorspellingen zijn juist nuttig voor het testen van de validiteit van klimaatmodellen. Bovendien hebben velen die zich zorgen maken over de klimaatverandering er geen moeite mee om het probleem te zien als een kwestie van risico’s in plaats van zekerheden. Dit geldt ook voor co-auteur John Dagsvik, die tegen de Noorse krant Aftenposten zei dat hij uit voorzorg voorstander is van emissiebeperking.

De puzzel tussen correlatie en causaliteit is nauwelijks een uitvinding van de auteurs, aangezien zij het orakel Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering sinds de oprichting in 1988 in de war heeft gebracht. Maar er is ongeremd schelden nodig, zeggen de critici, omdat alles wat het vertrouwen in klimaatmodellen ondermijnt, het vertrouwen in klimaatmodellen ondermijnt en dus vooruitgang in de strijd tegen de klimaatverandering.

Dat is lachwekkend. Welke vooruitgang? Als er enige stelling zonder enige twijfel is aangetoond, is het gelijkstellen van scepticisme aan de ontkenning van de Holocaust etc. de meest mislukte verkoopstrategie in de geschiedenis van het overheidsbeleid, zoals zoals duidelijk blijkt uit de emissiegegevens.

Wat de critici echt van streek maakt, ook al zijn ze doodsbang om dat te zeggen, is dat de krant wijst op de het probleem rond de metingen.

Omdat we duistere berekeningen van de jaarlijkse gemiddelde temperatuur op aarde gebruiken om de klimaatmodellen te valideren, maakt het uit of deze berekeningen – gebaseerd op ongelijksoortige instrumenten en onstabiele bemonsteringsfrequenties en een verscheidenheid aan ‘proxy’s’ voor tijden en plaatsen waarop geen metingen zijn gedaan – voldoende nauwkeurig en betekenisvol zijn.

Vóór 2015 rapporteerde de Amerikaanse National Oceanic and Atmospheric Administration dat het in 2005 en 2010 tot op de tweede decimaal even warm was. In 2015 werd het record gewijzigd om te beweren dat 2010 warmer was dan 2005. Dergelijke aanpassingen zijn gebruikelijk en de Noren wijzen op het voor de hand liggende:

“Het is onmogelijk om de juistheid van dergelijke wijzigingen te beoordelen voor een externe gebruiker van deze records.”

In 2017 toonde onafhankelijk onderzoeker Marcia Wyatt aan dat er in de afgelopen drie jaar  16 wijzigingen hadden plaatsgevonden in oudere temperatuurrecords. Zie hier.

Ik heb lang betoogd dat als er een toekomstig klimaatschandaal op de loer ligt, het hier is. NOAA’s gebruik van deze cijfers om ‘heetste jaar’ en ‘heetste maand’ proclamaties te maken, is al doordrongen van een geest van onoprechtheid, waarbij de eigen aangegeven foutmarge wordt genegeerd, die vaak een groot veelvoud is van het beweerde temperatuurverschil van de ene periode tot de volgende.

Holman Jenkins.

Iets anders dan hysterie verklaart echter het voortdurende vertrouwen op het niet langer plausibele idee dat het ritueel aanvallen van elke uiting van scepticisme de bal in het klimaatbeleid beweegt. Inmiddels is het de taak van sommige mensen, zo niet hun persoonlijke roeping, om deze veroordelingsrituelen uit te voeren, simpelweg omdat het helpt de groene industrie  industrie in stand te houden, die het belangrijkste substituut voor klimaatactie is geworden, evenals de belangrijkste stimulans voor iedereen om werkuren te besteden en deel te nemen aan deze inmiddels sleets geworden activiteiten.

Diezelfde week kwam er een nieuw onderzoek naar voren van een van de meest eerbiedwaardige klimaatstrijders, voormalig NASA-wetenschapper James Hansen, wiens eigen soort van onenigheid de klimaatmenigte in een duizelingwekkende cognitieve dissonantie brengt.

De opwarming zal erger zijn, voorspelt zijn artikel, om een ironische reden: ons succes bij het terugdringen van de deeltjesuitstoot van voertuigen en energiebronnen heeft de atmosferische aërosolen die de opwarming vertragen, verminderd. Hansen is bovendien voorstander van kernenergie, wat voor veel groenen een gruwel blijft, en onderzoek naar het kunstmatig gebruik van spuitbussen om de planeet af te koelen, nog meer een gruwel, omdat het geen gigantische stuiptrekking van groen socialisme met zich meebrengt.

Je kunt er zeker van zijn dat het grootste deel van zijn betoog zal worden genegeerd, behalve het deel over een snellere opwarming, omdat het kan worden gebruikt om zogenaamde klimaat’ontkenners’ van repliek te dienen.

Het is ironisch dat een groot deel van het gesignaleerde misbruik komt van mede-Noren, wier voorwendsel van groene deugd wordt gefinancierd doordat hun land per hoofd van de bevolking een van de grootste exporteurs van olie en gas is.

***

Bron hier.

***