Wees uw eigen detective en leer milieufeiten van fictie scheiden

Ik maak vaak reclame voor het uit 1995 stammende ‘But is it True?’ van politiek wetenschapper Aaron Wildavsky. Wat Wildavsky tijdloos en actueel maakt: hij maakt burgers weerbaar in een informatiesamenleving ten opzichte van milieu- en gezondheidsclaims. Iedereen zou zijn eigen ‘risk detective’ moeten kunnen spelen, risico’s beoordelen op hun merites, na het lezen van de literatuur. Precies de taak die de blogosfeer heeft overgenomen. Daardoor zijn krantenlezers vaak beter geinformeerd dan krantenmakers en andere verlengstukken van het officialdom.

Weerbaar tegen ‘wetenschap’
Om claims te beoordelen geeft Wildavsky 11 vuistregels, die je hanteert om te zien of een ‘wetenschappelijke’ claim wel zo wetenschappelijk is. Ik geef nu even vier, die je helpen om structuur aan te brengen in je gevecht tegen het officialdom en de groene leugen.

Regel 1: Use appropriate controls,
Gebruik de goede referenties is de belangrijkste vuistregel. De meeste milieuhysterie ontstaat doordat men alleen Greenpeace als referentie gebruikt. Oftewel, de negatie van de geologische en ecologische geschiedenis, gebrekkige historische gegevens, te korte meetreeksen of gebrekkige metingen, cherrypicking enzovoort.

Klimaatbufferend lezen: door de hysterie het bos weer zien
Vaste Climategate-lezers, en iedereen die de populair wetenschappelijke bestseller ‘De Menselijke Maat’ van Kroonenberg las, kennen al de kunst van klimaatbufferend lezen. Zij weten dat je klimaatpaniek kunt relativeren door het klimaatverleden te analyseren.

Claims over ‘unprecedented’warming kunnen dan al op de mestvaalt van overdrijving. En dan knijp je in je arm: Alle moderne klimaatalarm gaat eigenlijk alleen over enkele tienden graad opwarming sinds de jaren zeventig, die klimaatmodellen niet kunnen na-apen zonder een CO2-dingesfactor er in te smokkelen. Meer is het niet.

Voor de tragen van geest: ik schrijf expres dingesfactor. Want men heeft geen sluitende fysische verklaring voor de grootte van die factor. Men doet maar wat. En daar verbranden we dus miljarden voor, en roepen we een nieuwe papieren economie voor in het leven die burgers verder uitzuigt, en waarvoor men arme Afrikaantjes van hun land jaagt om vliegkilometers met bomen te compenseren.

‘Zure regen’ of zure wetenschappers?
Een mooi voorbeeld van het belang van referenties geldt voor ‘zure regen’. Als je weet dat ‘maagdelijke’regen een pH heeft die van nature al varieert tussen 4,2 en 5,8, iets, ongeveer gelijk aan een potje rabarber (oxaalzuurhoudend), hoe kun je dan beweren dat iedere regen met een pH lager dan 5,6 door menselijke vervuiling komt? Of dat ‘regen steeds zuurder’ wordt.

Iemand van het RIVM, een ander verlengstuk van officialdom wilde mij op de mouw spelden dat hun modellen aangaven dat de bossen alsnog zouden sterven door ‘deze verzuring’, als er geen ‘beleid’ was geweest. Dankzij de hoor-wederhoordictatuur moest ik ‘m wel citeren. Maar hij verkocht gewoon gecomputeriseerde kletskoek, zoals ik in mijn artikel ook aangaf. Ach, effectief bezuinigen, het hoeft zo moeilijk niet te zijn in Nederland.

Daaruit volgen regel 2 en 3: Establish the baseline en vary the baseline.
Welke toe- of afname waarvan begint wanneer? Dan weet je tenminste waarover je praat. En stel dat je de baseline varieert, verandert de aard van het geagendeerde ‘probleem’dan plotseling? Als je bijvoorbeeld de baseline van temperatuur opschuift richting jaren zestig, toen er afkoeling was?

Zelf ben ik vooral geinteresseerd in regel 4: Parts are not necessary wholes.
Delen zijn niet noodzakelijk signalen van ‘het geheel’, een bewering die milieuclubs met hun holistische tik van de molen meestal wel gebruiken. De noordse woelmuis is ziek, dus het hele ecosysteem gaat te gronde en dat komt omdat Bleker geen ecologische verbindingszones meer wil: degelijke donkergroene lulkoek, ik lees het ook in het gebureaucratiseerde Vakblad Natuur Bos en Landschap, je komt het overal tegen.

Een prachtig voorbeeld is hier Waldsterben door zure regen.
Men zag enkele naadlbomen in één gebergte in Duitsland wat naalden verliezen. Dat naaldenverlies werd vertaald als signaal voor ‘stervende bossen’. Er werden zelfs metingen ontwikkeld voor ‘bosgezondheid’die het doorzicht van het kroondek als maat namen. En terwijl men paniek zaaide, groeide het bos harder dan ooit tevoren, mede dankzij extra stikstofneerslag en CO2-bemesting. Het bos was kerngezond, de fertilisatie-effecten compenseerden met overmacht ieder eventueel negatief effect. Tot de dag van vandaag blijft het officialdom dit camoufleren met eindeloze rapportreeksen vol spijkers op laagwater-zoekerij.

Maar men mat dus de gezondheid van de blaadjes, waardoor men de bomen niet meer zag. In een volgende blog de werking van Wildavsky in de praktijk bij ‘Oceaanverzuring’, de vluchtheuvel van milieuclubs voor als de aarde niet meer wil opwarmen door CO2.