Klik voor grotere grafiek

Op bovenstaande grafiek van winterplaza.nl voor noordwest-Nederland (ochtendupdate nog niet binnen) is schitterend te zien dat de ijsgroei nog weer fors is tot zondagochtend. Hupsakee: van 11 naar 14cm. Laat de Vereniging de Friesche Elfsteden een goede beslissing hebben genomen uitgaande van de huidige draaiboeken – een pijnlijk grensgeval is het zeker! Ik zweer dat we zowel zaterdag als zondag berichten gaan krijgen van hele groepen kerels en vrouwen die de tocht gewoon rijden en de zullen zeggen dat het geweldig was (al dan niet met afsteker over de Fluessen).

Record ijsdikte en bier!
Bij deze doe ik een oproep aan iedereen om zondagochtend overal in Nederland de ijsdikte te gaan meten. Maar wat heeft dat te maken met bier?

Alles! Bier zoals het vroeger gebrouwen werd was in zichzelf ongekoeld niet 100% houdbaar en tenminste gewoon lauw in de zomer niet lekker. Het mooie van de klimaatgeschiedenis is nu dat toen de Kleine IJstijd (1450-1850) de wijnbouw in noordelijke streken onmogelijk maakte, de veel strengere winters het mogelijk maakten ijskelders in te richten. Waar kwam dat ijs dan vandaan? Uit de ijsvijvers (eisweiher) waar heel Duitsland vol mee ligt (wie kent ze in Nederland?). In elk geval was het tijdens de Kleine IJstijd in de meeste winters mogelijk om op zeker moment dikke blokken ijs te zagen die als je ze in een afgesloten kelder stapelt een hele hete zomer lang niet ontdooien net zo min als het ijs in de bekende ijsgrotten in de Alpen dat doet. Hierdoor maakte de Kleine IJstijd dus wijnbouw onmogelijk en koud bier drinken mogelijk. Heb je nog een keldertje vrij? Neem eens de proef op de som. Het werkt!

Waar blijft onze “ijsdienst” en onze Prof. Dr. Ing. Smelter?
Afsluitend nog een pleidooi voor de oprichting van een nationaal natuurijsinstituut en het aantrekken van een natuurijsprofessor van het kaliber van de nomen est omen Natalija Schmelzer van de Eisdienst van het “Bundesamtes für Seeschifffahrt und Hydrografie” in Rostock. Want wat die ijsmeesters allemaal roepen overstijgt het niveau van de Enkhuizer Almanak niet ver. Wie zal er zonder keiharde jarenlange uitgebreide metingen al iets kunnen zeggen wat er onder een laag van 12cm ijs precies allemaal gebeurt? Ik stel me voor dat we robotsondes maken die we voor een vorstperiode op de bodem van onze wateren leggen en dat die dan de hele ijsaangroei en alle temperaturen tussen bodem en ijsonderkant en ook de stroming onder het ijs gaan meten. Tegelijkertijd meten we continu een temperatuurprofiel in het ijs en plaatsen we weerstations op 10cm boven het ijs. En dat op 100 plaatsen in Nederland.

Ik heb binnen het KNMI nagevraagd maar er is voor zover men daar weet in Nederland geen instituut en geen hoogleraar die zich uitsluitend met natuurijs bezighouden. We hebben natuurlijk professor Oerlemans in Utrecht die alles weet van gletsjers (breaking news: gletsjers Himalaya smelten amper!), maar een natuurijsprof schijnt er niet te zijn. Gisteren het prachtige bericht van de Eindhovense scheikundige Ton Pe-ijs dat je met houtvezels, krantenpapier of WC-papier knoeperhard ijs van 2cm kunt maken. Maar ook dat is geen natuurijsprof.

In Zwitserland het je het Schweizer Institut für Schnee- und Lawinenforschung (SLF). In Amerika heb je het Rutgers University Global Snow Lab. Om nog maar te zwijgen van onderzoeksinstituten in Scandinavië en Rusland. Nu we meemaken dat we met z’n allen een nieuwe Kleine IJstijd binnengaan (zie dit boek dat in Duitsland momenteel furore maakt), denk ik dat de overheid of UNOX snel de financiering van van een nationaal natuurijsinstituut moeten regelen.

Bron: wintersportweerman.nl