consumentenbod

In mijn eerdere artikel, “Hoe duurzaam zijn elektriciteitsleveranciers werkelijk in de praktijk?”, gaf ik mijn visie op een ‘onderzoek’ naar de ‘duurzaamheid’ van onze energieleveranciers waar ook de consumentenbond bij betrokken was.

Dit was een deel uit de samenvatting en conclusie:

Het ‘onderzoek’ van de Consumentenbond, Greenpeace, Hivos, Natuur & Milieu, Wereld Natuur Fonds en WISE naar de duurzaamheid van elektriciteit is onvolledig en methodologisch onjuist. Er worden op basis van een inventarisatie aanbodgestuurde windstroom (5% in 2014) en vraaggestuurde stroom van bijvoorbeeld fossiele centrales (totaal 80%) op een hoop gegooid en dat is appels en peren vergelijken. Weersafhankelijke aanbodgestuurde windmolens, die de helft van de tijd regelmatig pieken en de andere helft van de tijd minder dan 20% van het opgestelde vermogen leveren, worden in dit onderzoek gelijk gesteld aan vraaggestuurd leverende centrales.

Op een vraaggestuurd netwerk kost juist de balancering van de productie van windmolens extra brandstof zodat in de praktijk de windstroomproducenten parasiteren op de levering van de fossiele centrales. Dat betekent ook dat je voor de vaststelling van de levering van windstroom niet alleen van certificaten kunt uitgaan. Dat nog los van het feit dat windstroom net zo hernieuwbaar is als de windmolens die om de 15 tot 20 jaar vervangen moeten worden. Ook de balanceringsverliezen en de verliezen van niet inpasbare pieken worden niet in mindering gebracht op het aanbod van de windmolens en de extra co2 uitstoot voor de inpassing van deze windstroom wordt aan de fossiele centrales toegerekend.

Vervolgens heb ik mijn bevindingen naar de consumentenbond gestuurd, waarop ik de volgende mail kreeg met daarin de reactie van hun redacteur ‘onderzoeker energie’, die ik hieronder onverkort weergeef.

Beste heer Matthijssen,

Via de hoofdredacteur van de Consumentengids ontving ik een notitie van uw hand waarin u ingaat op ons onderzoek Duurzaamheid stroomleveranciers. Bij de Consumentenbond ben ik degene die – samen met de partnerorganisaties – het onderzoek uitvoert, en ik ben de auteur van het artikel in de Consumentengids van november. Ik wil daarom graag een reactie geven op uw notitie.

U noemt daarin aan aantal zaken, met als hoofdlijn dat een fluctuerende bron als windenergie moeilijk in te passen zou zijn in een vraaggestuurd elektriciteitsnetwerk. In ieder geval kan ik beamen dat het elektriciteitsnetwerk natuurlijk inderdaad vraaggestuurd is. Maar in tegenstelling tot wat u stelt geeft dat niet per definitie onbalansproblemen bij het inpassen van windenergie.

De capaciteitsfactoren die u noemt zijn ons ook bekend: bij windmolens op land bedraagt die inderdaad ongeveer 25% (aan de kust richting 30%, in Limburg juist lager), bij wind op zee is dat bij de bestaande windparken 41%, en gaat het bij hogere turbinevermogens en grotere afstand van de kust richting 50%. Bij zonne-energie bedraagt deze factor overigens slechts 11%, dus als u zou beweren dat windenergie niet in een elektriciteitsvoorziening zou passen dan geldt dat in versterkte mate voor zonne-energie.

Waar het vooral om gaat is dat er vele manieren zijn om de onbalans in het net op te vangen. Nu, en ook in een toekomstige duurzame stroomvoorziening. Want dat is natuurlijk waar het in dit onderzoek om draait: de weg naar een emissievrije stroomvoorziening. De overgang van de huidige energievoorziening naar een duurzame energievoorziening is er een van langere tijd en betekent dat er steeds meer fluctuerende wind- en zonnestroom bij komt. In de huidige situatie is het natuurlijk zo dat fossiele centrales draaien als het niet waait of de zon niet schijnt. Een waarheid als een koe. Daar zijn de moderne gascentrales prima op berekend, sterker nog: dit moeten ze toch al doen, aangezien de vraag altijd al sterk fluctueert, zoals u zelf schrijft. STEG–gaseenheden zijn hiervoor zeer geschikt, kolen- en kerncentrales niet. En als de windmolens draaien dan kunnen de gasturbines afgeregeld worden; zelfs als dat wat inefficiënt zou zijn dan is er per saldo de winst van het niet verstoken van aardgas.

Een klant die windstroom afneemt krijgt dus wel degelijk windstroom, zij het niet altijd precies op de vraagtijdstippen. Over het jaar heen is het aantal door de gebruiker afgenomen kWh gelijk aan het aantal geproduceerde kWh windstroom, en heeft die klant dus windstroom afgenomen en geen fossiele stroom.

In de huidige situatie is het dus gasvermogen dat aanvullend is aan wind– en zonnestroom, en dat is dus allemaal vraaggestuurd. In de eindsituatie kunnen we bijvoorbeeld uitkomen op de waterstofeconomie. Het fluctuerende karakter is dan zelfs helemaal geen probleem meer, aangezien van wind– en zonnestroom via elektrolyse waterstof gemaakt wordt, die via brandstofcellen vraaggestuurd weer in elektriciteit wordt omgezet. We hebben het dan wel over een tijdhorizon van meer dan 50 jaar. Tijdens de transitie zijn er nog meer manieren om de fluctuaties op te vangen, bijvoorbeeld via dynamische elektriciteitsnetten (de wasmachine gaat aan als de zon schijnt, accu’s elektrische auto’s worden gebruikt als energiebuffer). En nog belangrijker: interconnectie. Hoe beter de stroomnetten van de Europese landen onderling zijn verbonden, hoe meer fluctuerend vermogen kan worden ingepast. Gevleugelde zin (maar daarom niet minder waar): het waait altijd wel ergens.

Kortom: een toekomstige duurzame stroomvoorziening is gebaseerd op zon– en windvermogen (en in mindere mate waterkracht, biomassa, aardwarmte, blue energy), en de weg daarheen zijn we nu al aan het inslaan. Over deze transitie zijn overigens al de nodige studies verschenen, onder andere bij het ECN. Ook de ‘Roadmap 2050’ is een voorbeeld van een goed uitgewerkte studie naar de toekomst van de energievoorziening.

In de hoop een en ander te hebben verduidelijkt,

Met vriendelijke groet,

Erik Honig
redacteur-onderzoeker energie

Tot zover de reactie van de consumentenbond Wat we hier zien is een ‘onderzoeker’ die onderzoek verwart met wensdenken en de leden van de consumentenbond windstroom aanprijst terwijl hij weet dat windmolens maar een beperkt deel van de tijd echt stroom leveren en een groot deel van de tijd vrijwel niets of helemaal niets (50% van de tijd leveren windmolens < 20% van het opgestelde vermogen).

Hij geeft dat ook nog eens aan met de volgende zin:

Waar het vooral om gaat is dat er vele manieren zijn om de onbalans in het net op te vangen. Nu, en ook in een toekomstige duurzame stroomvoorziening. Want dat is natuurlijk waar het in dit onderzoek om draait: de weg naar een emissievrije stroomvoorziening.

En daarmee verlaat hij het pad van betrouwbaar objectief onderzoek waar de consumentenbond zo goed in was.

Dat blijkt ook duidelijk uit deze tekst:

Een klant die windstroom afneemt krijgt dus wel degelijk windstroom, zij het niet altijd precies op de vraagtijdstippen. Over het jaar heen is het aantal door de gebruiker afgenomen kWh gelijk aan het aantal geproduceerde kWh windstroom, en heeft die klant dus windstroom afgenomen en geen fossiele stroom.

Daarmee bevestigt hij dat windstroom maar een beperkt deel van de tijd beschikbaar is en de klanten als het te weinig of niet waait (meer dan 50% van de tijd) stroom krijgen die is geproduceerd met fossiele centrales.

Door deze werkwijze komen kleinere bedrijven die alleen weersafhankelijke windmolenstroom op het net leveren altijd als meest groen bovenaan te staan en de bedrijven die de gaten moeten invullen en zorgen dat het net nog steeds vraaggestuurd kan werken als de windstroom het laat afweten of de pieken van windmolens moeten opvangen daarvoor zonder enige vergoeding extra brandstof moeten verstoken als vervuilend te bestempelen.

Tot zover de objectiviteit van de consumentenbond. Ik hoop dat dit een incident is.