Martin Sommer, schermafbeelding.

Door Martin Sommer (zijn laatste column in De Volkskrant).

Dit is mijn laatste stukje. Bijna dertien jaar heb ik deze rubriek geschreven, bij elkaar zestien jaar in Den Haag gebivakkeerd. Tijd om plaats te maken, maar eerst is er nog ruimte voor een terugblik. De instorting van de grote partijen is zonder twijfel de belangrijkste ontwikkeling in die jaren. Ik werkte pas in Den Haag toen collega Sheila Sitalsing en ik gingen lunchen met Jeroen de Graaf, de assistent van CDA-premier Balkenende. Dat deden we in restaurant La Place – bestaat allang niet meer, net als chic lunchen op kosten van de zaak er niet meer bij is. De assistent van de premier liet zich de maaltijd goed smaken en zei toen dat de Volkskrant voor het CDA van verwaarloosbare betekenis was. Daarna mocht ik afrekenen.

Drie jaar later voerde Balkenende nog eenmaal de CDA-lijst aan. Na een verkiezingsbijeenkomst in Eindhoven liep ik terug naar het station, toen ik mijn naam hoorde roepen. Een hijgende Jeroen de Graaf rende achter mij aan. Of ik niet een interview met Jan Peter Balkenende wilde voor de Volkskrant? Zo hoog was de nood dus gestegen, en inderdaad, een week later halveerde het CDA van 41 naar 21 zetels. Voor die 21 zetels zouden ze nu een moord doen. De Partij van de Arbeid maakte een vergelijkbare neergang door, en de VVD is in afwachting van dezelfde behandeling. In het buitenland is het nog slechter gesteld.

Jeroen de Graaf: liet zich de maaltijd goed smaken…

Wat gebeurde, is niet moeilijk te zien. De kiezer is gaan afrekenen, omdat de grote partijen geen antwoord meer gaven op zijn noden, gevoelens en behoeften. Dat gebeurde al in 1994 toen CDA en PvdA allebei geducht op hun falie kregen. Na de val van de Muur in 1989 predikte de Amerikaanse politicoloog Fukuyama ‘het einde van de geschiedenis’. Hij had het goed gezien. De tegenbeelden vielen weg en een liberaal-progressieve orthodoxie bleef over. Die voerde van Tony Blair – ‘Ik ben niet zo politiek’ – tot Mark ‘Geen visie’ Rutte. Tot vandaag regeert de technocratie terwijl de onvrede door de straten giert. Aangeslagen partijen doen wanhoopspogingen om de kiezersgunst terug te winnen. Het CDA wil wel, maar demonstreert op alle fronten onmacht. Tot het tegendeel is bewezen, beschouw ik de huidige crisisdreiging als ketelmuziek van de VVD.

In het gat dat de politiek heeft laten vallen, zijn de ongekozenen gesprongen. Afgelopen week nog zegde een groep ambtenaren hun politieke bazen de wacht aan omdat het klimaatbeleid hun niet bevalt. Dat is de omgekeerde wereld, maar niemand verblikt of verbloost. Evenmin kijkt iemand ervan op als het ABP om idealistisch-klimatologische redenen de Shell-aandelen verkoopt. De gepensioneerden lopen tientallen miljarden mis, maar hun is niets gevraagd.

Het College voor de Mensenrechten kapittelt het kabinet vanwege het hoofddoekenverbod; de Oeso vertelt dat de hypotheekrenteaftrek weg moet; de ECB doet niet alleen aan inflatiebestrijding, maar ontfermt zich mandaatloos over het klimaat; ongekozen burgemeesters pompen zich op in hun veiligheidsberaad; de ene beslistafel met belanghebbenden is nog niet afgeruimd of de volgende wordt gedekt; en rondom het Binnenhof slingert zich, in de woorden van René Cuperus, ‘een kuisheidsgordel’ van planbureaus en adviesraden die de politiek in het juiste diversiteits- dan wel duurzaamheidsspoor moeten houden.

Dit alternatiefloze regime blijft niet zonder gevolgen voor de opinievorming. Als de politiek doet ‘wat nu eenmaal moet gebeuren’, wordt tegenspraak zoiets als verantwoordelijkheidsvakantie, populisme of gewoon ‘domrechts’ gepraat. Zonder vrije denkruimte valt politiek samen met moraal en hebben de kunsten en het publieke debat het nakijken. Dat bleek bijvoorbeeld toen Rein Wolfs van het Stedelijk Museum in de film White Balls on Walls suggereerde dat sinds de uitbanning van de wittemannenkunst het schone samenvalt met het juiste. Het is evenmin toeval dat grensoverschrijdend gedrag een hoofdthema is geworden in de journalistiek. Op de opiniepagina’s maakt de vrolijke meningenstrijd plaats voor een mengeling van vermaan en belangenbehartiging. Nog even en we zijn terug in de tijd dat de Volkskrant het commentaar publiceerde onder het kopje Ten Geleide, aangezien de rooms-katholieke lezer het nieuws niet zonder begeleiding tot zich kon nemen.

Dat laatste doet mij denken aan J.M. Lücker, de eerste naoorlogse hoofdredacteur van de Volkskrant. Ik schreef in 1994 een boek over hem. Lücker moest na twintig jaar het veld ruimen, vooral omdat hij zich tegenover zijn redactie als een hork gedroeg. Grensoverschrijdend gedrag, zouden we nu zeggen. Maar hij was wel de man die de Volkskrant had grootgemaakt, en zonder Joop Lücker zou de krant zeker niet meer bestaan. Lücker schreef bij zijn gedwongen afscheid in 1964 een bitter stuk, dat niet in de Volkskrant werd gepubliceerd. Erboven stond: ‘Enkele tips aan mijn opvolger.’

Ik wil mij in geen enkel opzicht meten met Lücker. Ik vertrek niet gedwongen en niet bitter en ga keurig met pensioen. Maar het laatste advies aan zijn opvolger kan me wel bekoren. ‘Levende vissen zwemmen tegen de stroom in, alleen de dooie zwemmen mee.’ Lezer, het ga u goed.

***

Bron: De Volkskrant hier.

***