Screen Shot 2017-01-24 at 10.11.44

Het Planbureau voor de Leefomgeving schetste een vals beeld van ‘de biodiversiteit’ om effect van beleid te suggereren, zoals wij toonden in Sjoemelnatuur. Nu blijkt ook bij mestbeleid tegen ammoniak (NH3) sprake van wetenschappelijk gesjoemel door Wageningen UR en RIVM (Bilthoven) om een gewenst beeld te schetsen: alsof de miljardeninvesteringen die boeren tegen ammoniak moesten maken – zoals via mestinjectie in plaats van bovengronds uitrijden van mest- ook tot lagere NH3-emissiewaarden in de lucht zouden leiden.

In werkelijkheid is geen landelijk meetbare afname van NH3 in de lucht te zien sinds 1990, althans: wat als zodanig wordt gepresenteerd is niet wetenschappelijk verdedigbaar.Dat toont het onderzoeksrapport ‘Ammoniak in Nederland- enkele kritische kanttekeningen van  chemici Jaap Hanekamp, Marcel Crok en de Amerikaanse statisticus Matt Briggs. Vandaag presenteren ze het rapport in de Tweede Kamer.

 

Mest-injecteur. Mogelijk schadelijk voor weidevogels, maar geen meetbaar effect op landelijke NH3-concentratie in lucht

Mest-injecteur. Mogelijk schadelijk voor weidevogels, maar geen meetbaar effect op landelijke NH3-concentratie in lucht

The Dog Ate my Data
 Daarnaast overtreden de onderzoekers Jan Huijsmans en Jaap Schroder- op wiens werk het Nederlandse mestbeleid leunt-  internationale wetenschappelijke normen. Omdat ze alle data weggooiden waarmee andere onderzoekers hun werk kunnen controleren. Althans, dat zeggen Huijsmans en Schroder met Wageningen UR, maar de kans is groot dat ze er nog wel zijn.

Er is dus niet te achterhalen of je met mest-injectie het effect behaalt op NH3-concentraties in de lucht dat Huijsmans en Schroder in hun studies claimen, en de overheid met hen. Terwijl die methode een pilaar is onder het beleid tegen NH3 in Nederland sinds 1990.

Die data onderbouwen het effect van verschillende bemestings-methodes als mestinjectie op NH3-emissies. Niemand kan dus controleren of hun beweringen ook betrouwbaar zijn. The Dog Ate my Data. Dat is een wetenschappelijke doodzonde, want reproduceerbaarheid is de basis van wetenschapsbeoefening.

 

Plots in 2011 is de NH3-concentratie op de startdatum van beleid veel hoger dan deze was

Plots in 2011 en 2015 is de NH3-concentratie op de startdatum van beleid veel hoger dan deze was

Trek de piek omhoog om meer succes te claimen
Centraal bij Hanekamp et al staat een grafiek die het RIVM produceert. Daaruit zou blijken dat sinds 1990 de hoeveelheid ammoniak-emissies spectaculair daalde met 60-70 procent. Nu is best mogelijk dat de landbouw minder stikstof-emissies produceerde. Dat berekent men door alle bronnen bij elkaar op te tellen in Nederland: van koe, kip, varken en stal. Wanneer je de veestapel doet krimpen zoals sinds 1987 met meer dan 1 miljoen koeien, dan krijg je dus ook minder mestproductie. Omdat er minder vee is.

Maar met welke data in het milieu onderbouwt het RIVM dat dan?

Een eerste punt is dat ouder onderzoek nog uitging van een veel lagere NH3-emissie in de jaren ’80 dan later, minder dan 250 kiloton. In 2011 werd de beginwaarde in 1990 door RIVM plots opgeschroefd naar wel 350 kiloton op basis van een modelschatting (NEAM). Met die handige truc kun je ‘het beleid’ automatisch als succes portretteren, want dan kun je een meer spectaculaire afname laten zien.

Net als bij Sjoemelnatuur: modelmatige realiteits-fabricage voor gewenst beeld

Net als bij Sjoemelnatuur: modelmatige realiteits-fabricage voor gewenst beeld: alsof milieubeleid vanaf 1990 ‘de biodiversiteit’ zou herstellen

Die tactiek herkennen we.
Dat opkrikken van je uitgangswaarde/ijkpunt van milieubeleid, dat zagen we ook bij Sjoemelnatuur van het PBL. Daarvan je hierboven de grafiek ziet waarvan ik met de WOB de data opvroeg. Je fabriceert met een model vol aannames een ‘100 procent biodiversiteit’ in 1700, een ideaalsituatie met maximale hoeveelheden soorten die je niet specificeert. En je laat vervolgens ‘de biodiversiteit’ kelderen tot 15 procent in 1990. Waarna ‘het beleid’ die implosie zou keren. Terwijl veel soorten- zoals weidevogels- in 1990 vele malen algemener waren dan zij in 1700 waren, en er van het jaar 1700 zowieso geen soortdata voor Nederland bestonden.

Stel je de uitgangsituatie als ideaal of juist maximaal rampzalig, dan krijg je automatisch een enorme trend te zien. Maar omdat je uitgangsjaar niet met data is te controleren, zul je het instituut dat die grafiek produceert maar op haar blauwe ogen moeten geloven. De presentatie van wat RIVM als ‘de data’ verkoopt, die is dus alvast misleidend te noemen

Screen Shot 2017-01-24 at 09.58.22Statistisch gesjoemel voor gewenst beeld
Het tweede punt is de betrouwbaarheid van de grafiek en als ‘data’ gepresenteerde modelschattingen waarin men zelfs ‘De Concentratie van Nederland’ presenteert. Nemen die op de juiste manier de onzekerheidsmarges mee van de metingen.: hoe betrouwbaar zijn de metingen nu en wat zijn de onzekerheidsmarges. Het RIVM doet soms zelfs met Wageningen UR alsof ze tot een decimaal achter de komma nauwkeurig weten hoe groot NH3-concentraties gemiddeld zijn.Hier blijkt RIVM met statistiek te rommelen.

De enige data waarop RIVM een succesvolle landelijke ‘gemiddelde’ afname van NH3 in de atmosfeer kan baseren komt van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). Daaruit leiden ze een ‘landelijk gemiddelde’ af en een gemiddelde per station. Dat meetnet houdt op 8 locaties de NH3-concentratie bij. Hanekamp, Crok en Briggs vroegen alle data van die stations op tot 2014. Wat hen meteen opviel, was dat er bij die afzonderlijke stations vaak helemaal geen neergaande trend zichtbaar was sinds 1990. Bij enkele stations was vanaf 1995 en 1997 zelfs sprake van een toename, bij andere stations was de trend vlak.

De stations met de hoogste NH3-concentraties in gebieden met veel vee (varkens) als Wekerom laten even een afname zien, maar die slaat al snel om. Aan de kust bij De Zilk is een continue stijging te zien, maar daar waren de concentraties laag. Die stijging kan overigens van NH3 vanaf zee komen. Verder is er een ENORME spreiding per station in meetwaardes. Die kunnen van dag tot dag verschillen, afhankelijk van wind, regen, droogte.

Spreiding van data: hier hoor je mediaan te gebruiken waar RIVM rekenkundig gemiddelde neemt

Spreiding van data: verschil rekenkundig gemiddelde versus mediaan bij 3 meetstations

Screen Shot 2017-01-24 at 09.57.51

De rest is vervolgens een kwestie van statistiek. Bij meetreeksen is het in de statistiek gebruikelijk dat je bij een omgekeerde klokvorm met het hoogte punt in het midden een rekenkundig gemiddelde neemt: dus alle data bij elkaar optellen en delen door het aantal meetmomenten.

Maar bij deze metingen zit de punt van de omgekeerde klokvorm helemaal links. Voor zover er van een NH3-afname sprake is bij enkele stations, dan vindt die vooral aan het begin plaats. Dan moet je in de statistiek dus de mediaan nemen om in je grafiek te presenteren:  de middelste meetwaarde.

Het resultaat van verkeerd gebruik van statistiek (rekenkundig gemiddelde in plaats van mediaan) is nu, dat kortstondige uitschieters van lokale stations het landelijk gemiddelde bepalen. Vervolgens claimt het RIVM in 2016:

De gemeten concentraties van ammoniak in de buitenlucht zijn over de periode 1993-2014 gedaald. De daling in de concentraties heeft voornamelijk in de eerste tien jaar plaatsgevonden (ca. 35% over 1993-2004), daarna zijn de concen- traties toegenomen. De gerapporteerde ammoniakemissies zijn over de periode 1993-2014 met circa 60% gedaald waarbij de grootste afname in de periode van 1993-2004 heeft plaatsgevonden (ca. 50% over 1993- 2004) en een geringere afname in de periode daarna.’

Maar die claim is dus volledig betekenisloos door verkeerd gebruik van statistiek. Er is geen enkele samenhang in trends tussen de verschillende meetstations. Je kunt dus niet spreken over DE concentraties, omdat die op 8 meetpunten sterk uiteenlopen, verschillende trends laten zien, en ook van dag tot dag verschillen. Niet alleen dat: door het rekenkundig gemiddelde te gebruiken, blaast het RIVM de gewenste trend die ze willen laten zien op: die van een landelijke afname.

Zoals Hanekamp, Crok en Briggs concluderen:

Onze doorlopende trendanalyse (zie figuur 11) laat zien dat sommige stations en dan met name die met de hoogste concentraties beginnen met een daling. Maar al vanaf 1997/1998 slaat die daling om in een stijging. Starten in 1998 zou dan leiden tot een stijgende trend in vrijwel alle stations, terwijl de emissies in die periode dalen.Dus: de claim dat de concentraties in de periode 1993-2004 met 35% zijn gedaald op basis van een niet- representatief landelijk gemiddelde is wetenschappelijk gezien onverdedigbaar.

Boeren moesten hyperintensiveren, mede om de lasten van milieubeleid te dragen

Boeren moesten hyperintensiveren, mede om de lasten van milieubeleid te dragen

Erfenis van de Zure Regen-hype
Bedenk dat al dit beleid uiteindelijk is opgetuigd voor natuurdoelen: minder stikstof in het milieu zou goed zijn voor de natuur. Daarom worden ook stikstofmetingen in natuurgebied gedaan. En dat juist op het boerenland sinds 1990 bepaalde diersoorten waar de overheidsbureaucratie tientallen miljoenen euro’s per jaar aan besteed- zoals de grutto- spectaculair achteruitholden. En dat mest-injectie daarbij als een van de negatieve factoren wordt gezien.

Voor Bionieuws beschreef ik in 2010 al hoe dit stikstofbeleid werd opgetuigd in reactie op de Zure Regen-hype, waarbij het Grote Woud-sterven een Hoax bleek.

Het onderzoek van Hanekamp, Crok en Briggs biedt nu een basis om de doelmatigheid van milieubeleid voor de natuur te toetsen. Bij Sjoemelnatuur toonden we al dat die basis vrij dubieus is. Op een zelfde wijze wil ik nu Rijkswaterstaat controleren met haar zandsuppleties en haar bedrog van de Tweede Kamer via de brochure Wadden in Beeld. Sieben Poel van Rijkswaterstaat doet nu alsof hij dat WOB-verzoek niet ontving.

Daarmee erkent Poel dat hij weet dat hij een vals spel speelt. Het onderzoek van Hanekamp et al is weer een bouwsteen in een algemeen beeld: dat onderzoek waarmee de overheid haar beleid verdedigt meestal onwetenschappelijk is of zelfs met frauduleuze praktijken tot stand komt. Dat zagen we al bij hoe Imares het Natura 2000 beleid voor Ton IJlstra van het Ministerie van Economische Zaken optuigde.