Een gastbijdrage van

Minister Eric Wiebes en klimaatcoördinator Ed Nijpels hebben bij de klimaattafels, die ze onlangs hebben opgetuigd, de kernenergiesector in zijn geheel uitgesloten. Het kabinet vestigt daarmee alle hoop op wind, zon en biomassa. De vraag is of dat verstandig is.

Want, kijk naar Duitsland, dat zet al jaren in op zon, wind en biomassa. Circa 150 miljard euro aan investeringen hebben wel de elektriciteitsprijs voor Duitse huishoudens opgedreven tot anderhalf keer het EU-gemiddelde, maar niet geleid tot vermindering van de CO2-uitstoot. Omdat het niet altijd waait en de zon niet altijd schijnt, blijft een backup noodzakelijk en blijft Duitsland dus afhankelijk van fossiele brandstoffen (bruinkool, steenkool, aardgas en olie).

De Atomaustieg, het stilleggen van kerncentrales, verergert het probleem. Op de nieuwste Energie Transitie Index van het World Economic Forum wordt Duitsland inmiddels voorbijgestreefd door liefst elf landen, waaronder Zweden, Oostenrijk, Denemarken, Groot-Brittannië en Frankrijk.

Nederland staat hetzelfde scenario te wachten als we alleen inzetten op wind, zon en biomassa. Bovendien hebben wij ook nog te maken met ruimteproblemen. Als we al onze energie willen opwekken met wind, zon en biomassa, is een oppervlakte nodig van ruim drie keer Nederland. Dan is zelfs de Noordzee niet meer groot genoeg.

De doelstelling van het Klimaatakkoord is het nagenoeg halveren van de CO2-uitstoot binnen twaalf jaar. Als we ook maar een schijn van kans willen maken om die doelstelling te halen, dan kan de inzet van kerncentrales niet onbesproken blijven. Kernenergie is namelijk CO2-vrij en kerncentrales leveren hun stroom onafhankelijk van de weersomstandigheden.

Anders dan de beeldvorming in de publieke opinie, is kernenergie ook een stuk veiliger dan alle andere vormen van energieopwekking, inclusief zon en wind, zo blijkt uit diverse bronnen. De death print (aantal doden per biljoen kilowattuur) voor kernenergie is 90; voor wind 140 en voor zon 440. Steenkool spant de kroon overigens met circa 100.000 doden per biljoen kilowattuur.

De negatieve beeldvorming is vooral bepaald door de schrikreacties na de ongevallen met kerncentrales in Tsjernobyl (1986) en Fukushima (2011). Bij nader inzien waren die reacties behoorlijk overtrokken. In Fukushima zijn geen doden gevallen als gevolg van de ramp met de kerncentrale. In Tsjernobyl zijn 30 doden gevallen onder de werknemers van de centrale als gevolg van de explosie. Het aantal gevallen van schildklierkanker nam weliswaar fors toe, maar het overgrote deel daarvan was behandelbaar. Uiteindelijk zijn er 15 mensen aan overleden tussen 1986 en 2005. Het lijkt erop dat we het meest lijden door het lijden dat we vrezen doch dat nooit komt opdagen.

Die vrees zorgt er ondertussen wel voor dat de kosten van kernenergie nu het viervoudige bedragen van de kosten die indertijd voor de bouw van de kerncentrale in Borssele zijn gemaakt. Sinds het beruchte ongeval in Harrisburg (1979, geen doden) wordt geprobeerd om werkelijk alle, maar dan ook alle risico’s uit te sluiten door veiligheids- op veiligheidsvoorziening te stapelen. Omdat dat ook nog tijdens de ontwerpfase en zelfs tijdens de bouwfase gebeurt, lopen de kosten en bouwtijd snel uit de hand. Onnodig. De ervaringen in Zuid-Korea en China laten zien dat je veilige centrales in serie kunt bouwen, zonder dat kosten en bouwtijd uit de hand lopen.

Een andere zorg betreft radioactief afval. Als onze huidige stroomvoorziening geheel door kerncentrales van het type Borssele geleverd zou worden, gaat het om circa 150 kubieke meter per jaar. Dat is een flinke huiskamer vol. Uit het onlangs afgesloten nationaal onderzoeksprogramma eindberging radioactief afval (opera) blijkt dat we dit hoogradioactieve afval hoogstwaarschijnlijk veilig kunnen opslaan in diepe kleilagen (Boomse klei). Maar misschien is dat niet eens nodig als we erin slagen om dat radioactieve afval te gebruiken als brandstof in bijvoorbeeld een gesmolten-zoutreactor. Daardoor neemt niet alleen het volume af, maar ook de tijd die nodig is om de radioactiviteit te laten dalen tot een ongevaarlijk niveau.

Er valt dus veel te zeggen voor het inzetten van kerncentrales om het CO2-probleem op te lossen. Het zou toch eeuwig zonde zijn als over twaalf jaar zou blijken dat we in 2018 de verkeerde weg zijn ingeslagen, omdat minister Wiebes en klimaatcoördinator Ed Nijpels besloten hadden om de kennis over kernenergie te weren van de klimaattafels.

Olguita Oudendijk is voorzitter van de Stichting Ecomodernisme.
Joost van Kasteren is wetenschapsjournalist.

Bron Volkskrant hier.