Uit de oude doos.

Gepubliceerd door het Amsterdam Law Forum van de Vrije Universiteit, Amsterdam, Februari 2010.

Door Hans Labohm.

Vertaling: Martien de Wit.

Klimaatverandering is een belangrijk onderwerp van onze tijd geworden. Terwijl de geschiedenis van de aarde duidelijk aantoont dat er altijd al klimaatverandering is geweest, blijft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) ons eraan herinneren dat de huidige klimaatverandering, d.w.z. de gemeten recente opwarming van de aarde (eigenlijk atmosfeer), iets uitzonderlijks en alarmerends is en voornamelijk wordt veroorzaakt door de mens.

De politiek, de media en klimaatgoeroes zoals Al Gore, George Montbiot en David Suzuki, die zich achter het IPCC scharen, versterken en overdrijven de boodschap van het IPCC met hun waarschuwingen voor een dreigende klimaatramp, die alleen kan worden voorkomen als we onze maatschappelijke orde en levensstijl fundamenteel veranderen.

Zelfs binnen de klimaatwetenschap gaan er nu stemmen op die de waarschuwingen van het IPCC te bescheiden vinden. Dat is het standpunt van Stefan Rahmstorf en Hans Joachim Schellnhuber van het ‘Institut für Klimafolgenforschung’ in Potsdam, Duitsland.

Het IPCC wordt algemeen beschouwd als het meest gezaghebbende orgaan op het gebied van klimaatwetenschap; en zijn rapporten dienen als wetenschappelijke basis voor het klimaatbeleid van regeringen, dat ingrijpende gevolgen heeft voor de samenleving. Als zodanig neemt het panel een quasi-monopoliepositie in. Zoals uit de genealogie van het panel blijkt, is het echter afhankelijk van zijn mandaat, waarin ‘klimaatverandering’ gelijk staat aan door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde (vaak aangeduid als antropogene opwarming van de aarde of AGW) en als gevaarlijk wordt beschouwd.

Dat kenmerk vormde een keurslijf, waardoor het vanaf het begin vatbaar was voor bevooroordeeld onderzoek, tunnelvisie, cognitieve dissonantie en uitsluiting van elk alternatief voor de AGW-hypothese.

Meningen die afwijken van die van het IPCC worden meestal door de politiek genegeerd, zelfs als ze afkomstig zijn van vooraanstaande wetenschappers, verbonden aan de meest prestigieuze universiteiten en wetenschappelijke instellingen ter wereld. Blijkbaar gaat de politiek ervan uit dat zij het zonder een second opinion kan stellen. Dat is hoogst ongelukkig, want het is inmiddels overduidelijk dat de werkwijze van het IPCC wordt gekenmerkt door cherry picking, spindoctoring en paniekzaaien en dat de rapporten van het IPCC niet wetenschappelijk verantwoord zijn.1)

Het IPCC is sinds zijn oprichting zwaar bekritiseerd door de zogenaamde klimaatsceptici. Volgens Al Gore en andere AGW-aanhangers is het aantal dissidenten mettertijd afgenomen. Een AGW-aanhanger heeft zelfs gezegd:

“Je zou een conventie kunnen houden van alle wetenschappers die klimaatverandering betwisten in een relatief kleine telefooncel”.

Toch werd de klimaatconferentie die het Heartland Institute op 2-4 maart 2008 in New York organiseerde en die tot doel had de AGW-hypothese aan te vechten, bijgewoond door ongeveer 400 wetenschappers, terwijl het zogenaamde ‘Petition Project‘ de steun van meer dan 31.000 wetenschappers heeft genoteerd. Wetenschappers die zich allemaal distantiëren van de hypothese van de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde.2)

Dit is waarschijnlijk ongekend in de geschiedenis van de wetenschap; hoewel slechts weinig mensen hiervan op de hoogte zijn, omdat het weinig media-aandacht kreeg. Tegenwoordig is de klimaatscepsis uitgebreid gedocumenteerd in duizenden peer-reviewed artikelen, die zijn gepubliceerd in vele gerenommeerde tijdschriften in uiteenlopende wetenschappelijke disciplines – veel te veel voor één persoon om te verwerken. Er zijn echter twee relatief korte verslagen verschenen die een overzicht geven van de belangrijkste punten van de kritiek op de AGW-hypothese. Ze bieden het bijkomende voordeel dat ze vrij toegankelijk zijn voor niet-deskundige lezers.

  • Ross McKitrick et al, The Independent Summary for Policymakers, IPCC Fourth Assessment Report, Fraser Institute, Londen, februari 2007; 3)
  • Fred Singer et al, Nature, Not Human Activity, Rules the Climate, Rapport van het Non-Governmental International Panel on Climate Change (NIPCC), Heartland Institute, maart 2008. 4)

Met name dit laatste rapport laat zien dat de AGW-hypothese wordt weerlegd door waarnemingen. Daarmee biedt het een overtuigende falsificatie van de AGW-hypothese. Als die hypothese gebruikt blijft worden in computermodellen om toekomstige klimaatprojecties te maken, begeeft men zich zeker op het terrein van de pseudo-wetenschap, hoe geavanceerd de modellen ook mogen zijn.

Moeder Natuur weigert te gehoorzamen

Moeder Natuur weigert te voldoen aan de projecties van de klimaatmodellen. Ondanks de voortdurende stijging van de CO2-concentratie in de atmosfeer is er de afgelopen tien jaar geen sprake geweest van enige opwarming van de aarde – integendeel, er is sprake van een lichte afkoeling. Dit wijst erop dat de dreigende klimaatramp alleen in de virtuele werkelijkheid bestaat – het is een product van computermodellen. Degenen die oud genoeg zijn om zich de apocalyptische voorspellingen van de Club van Rome aan het begin van de jaren zeventig te herinneren, zullen ongetwijfeld getroffen worden door de overeenkomsten. Hoe kunnen we in het licht van deze anomalieën de AGW-hypothese van de vergetelheid redden?

Er zijn verschillende mogelijkheden. Een ervan is de geschiedenis te herschrijven door temperatuurgegevens uit het verleden zodanig aan te passen dat ze beter aansluiten bij de AGW-hypothese. Dit kan volkomen legitiem zijn in het licht van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het zou echter ook kunnen leiden tot verdenking van data-fixing, vooral wanneer herzieningen van temperatuurcijfers die niet met de AGW-hypothese stroken in stilte worden uitgevoerd en die welke wel met de hypothese stroken op grote schaal worden gepubliceerd.

Een voorbeeld van de eerste categorie was de ontdekking dat 1934, en niet 1998, het warmste jaar was op het Amerikaanse vasteland sinds 1880. In tegenstelling tot de heimelijke herziening van dit cijfer was er een andere correctie, die wel strookte met de AGW-hypothese. Het ging om een opwaartse herziening van de relatief lage temperaturen van de jaren 1940, als gevolg van een verandering in de meettechnieken voor de temperatuur van het zeeoppervlak (de thermometerregistratie van water bij inlaten voor het koelen van scheepsmotoren, in plaats van emmers die over de kant werden gegooid, opgehaald en gemeten). Deze herziening kreeg veel publiciteit.

Een andere mogelijkheid om de AGW-hypothese te redden is de toekomst te herschrijven door de modellen aan te passen om het afwijkende gedrag van moeder natuur ‘weg te verklaren’, bijvoorbeeld door een tot nu toe onopgemerkte invloed op klimaatverandering aan het licht te brengen, zoals het effect van oceaanstromingen op de wereldwijde temperaturen. Dit is gedaan door een Duitse groep wetenschappers (N.S. Keenlyside et al, 2008). Dit onderzoek suggereert dat de mondiale oppervlaktetemperatuur het komende decennium wellicht niet zal stijgen omdat natuurlijke klimaatvariaties in de Noord-Atlantische en tropische Stille Oceaan de (verwachte) antropogene opwarming tijdelijk compenseren.5)

Natuurlijk: de wetenschap gaat vooruit en al deze aanpassingen kunnen volkomen legitiem zijn. Dit nieuwe onderzoek biedt echter ook een bescherming tegen een vroegtijdige ondergang van de AGW-hypothese, gezien de mogelijkheid van aanhoudende afkoeling. Hoe dan ook, de afkoeling van de afgelopen tien jaar plus de voorspelde afkoeling voor de komende tien jaar is allesbehalve een dreigende klimaatcatastrofe.

De paniekzaaierij over het klimaat is ongegrond en kan de klimaatindustrie een zware slag toebrengen. Waarom wordt dit zo hardnekkig genegeerd?

Genegeerde maatschappelijke gevolgen van het klimaatbeleid

De opwarming van de aarde werd algemeen beschouwd als een zo overweldigende bedreiging dat critici er actief van werden weerhouden vraagtekens te zetten bij de mogelijke negatieve gevolgen van het klimaatbeleid – met inbegrip van Kyoto – voor onze economieën en dus onze samenlevingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze gevolgen tot nu toe weinig aandacht hebben gekregen. Weliswaar hebben de statisticus Bjørn Lomborg en economen als William Nordhaus en Richard Toll aangetoond dat Kyoto-achtige maatregelen om de uitstoot van door de mens veroorzaakte broeikasgassen te beteugelen niet verdedigbaar zijn uit een oogpunt van kosten en baten. Toch hebben zij de AGW-hypothese als een wetenschappelijk gegeven aangenomen – waardoor de discussie is afgeleid van de echt belangrijke vraag: wordt de opwarming van de aarde door de mens veroorzaakt, en zo ja, in welke mate?

Uiteraard kan alleen het door de mens veroorzaakte deel van elke verandering door beleid worden verzacht. De rampzalige gevolgen van het huidige klimaatbeleid voor onze samenlevingen in hun verschillende dimensies – sociaal, politiek en economisch – zijn niet of nauwelijks aan de orde gekomen. Vaak is aangevoerd dat de handel in CO2-emissierechten, een belangrijk element van Kyoto, in overeenstemming is met de marktbeginselen – de politieke implicatie daarvan is dat dit de steun zou kunnen krijgen van rechts, dat de vrije markteconomie met hand en tand verdedigt.

Maar bij nadere beschouwing blijkt er sprake te zijn van grote overheidsbemoeienis. Emissiehandel vereist een voorafgaande handeling van het creëren en verdelen van (eigendoms)rechten (om uit te geven), waar voorheen geen rechten bestonden. Alleen regeringen kunnen dit doen. Het kan ook een belangrijke bron van inkomsten voor regeringen creëren en dus fungeren als een nieuwe vorm van belasting.

In Europa zijn de nationale emissieplafonds het resultaat van onderhandelingen tussen de EU-lidstaten en andere regeringen die zich bij de regeling kunnen aansluiten. Vervolgens zijn de afzonderlijke regeringen vrij om de emissierechten nationaal te verdelen volgens regelingen die hun goeddunken.

Van de ontwikkelde landen hebben de VS en Australië lang geweigerd toe te treden, hoewel Australië onder de nieuwe regering van gedachten verandert. China, India en andere G-77-landen hebben heel duidelijk gemaakt dat zij geen enkele verbintenis tot emissiereductie zullen aanvaarden vanaf 2012, wanneer Kyoto Mark I afloopt. Zij verkopen echter graag emissies aan ‘kopers’ uit het buitenland. Als gevolg daarvan heet het Clean Development Mechanism (CDM), dat een land met een emissiereductie- of emissiebeperkingsverplichting in het kader van het Kyoto-protocol in staat stelt een emissiereductieproject in ontwikkelingslanden uit te voeren, nu het Chinese ontwikkelingsmechanisme.

De voorstanders van Kyoto betogen dat Kyoto I (tot 2012) slechts een kleine eerste stap is om tot een aanzienlijke vermindering van de door de mens veroorzaakte broeikasgasemissies te komen, hoewel er geen overeenstemming is bereikt over een wereldwijd bindend streefcijfer. De schattingen lopen uiteen van tien tot dertig extra ‘Kyoto’s’ om substantiëlere reducties te realiseren.

Tegen deze achtergrond illustreren twee korte en schetsmatige scenario’s wat de toekomst ons zou kunnen brengen:

  • Europa’s ‘Alleingang‘ (solo-inspanning) à la Kyoto;
  • Wereldwijde deelname aan Kyoto.

Europa’s ‘Alleingang

Europa gaat in haar eentje verder met zijn mini ‘Son of Kyoto‘. De kosten zullen duizelingwekkend zijn en een ernstig verlies aan concurrentievermogen is waarschijnlijk. Europa zal gebukt gaan onder een versterkte ‘Eurosclerose‘ vanwege extra lasten voor de economie, in de vorm van extra belastingen en extra regelgeving. Het zal een de facto afscheid betekenen van de strategie van Lissabon, die in maart 2001 werd goedgekeurd en die tot doel had van Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een grotere sociale cohesie in 2010. (Overigens heeft niemand het meer over deze grandioze strategie).

Een Europees mini-Kyoto zou het wereldwijde concurrentievermogen van de EU in de waagschaal stellen. Misschien zou dit leiden tot handelsspanningen of zelfs handelsoorlogen. Nieuwe ‘groene’ tarieven en andere handelsbelemmeringen zijn waarschijnlijk, en worden al bepleit, bijvoorbeeld door Frankrijk. En dit alles voor een niet waarneembare netto afkoeling van de wereldwijde temperaturen.

Hoewel AGW-aanhangers en klimaatsceptici over veel zaken van mening verschillen, zijn ze het erover eens dat een solo-inspanning van Europa geen merkbare invloed zal hebben op de wereldwijde temperaturen. In wezen: all pain and no gain!

Wereldwijde deelname aan Kyoto

Dit scenario gaat ervan uit dat alle landen deelnemen aan Kyoto II en de daaropvolgende onderhandelingsrondes. In het begin zullen de kosten relatief laag zijn, omdat het gaat om het verzamelen van laaghangend fruit. Maar de schroeven zullen in elke opeenvolgende ronde moeten worden aangedraaid en de kosten zullen exponentieel stijgen. Uiteindelijk moeten alle 193 landen ter wereld meedoen.

Bedenk wel dat hun toewijzingen zullen in een slinkend totaal van beschikbare emissierechten moeten worden ondergebracht. De wereldwijde verdeling van CO2-emissierechten zou moeten plaatsvinden op basis van gelijke rechten per hoofd van de bevolking, aangezien een dergelijke toewijzing in overeenstemming zou zijn met de egalitaire filosofie van de VN.

Een dergelijke regeling zou duidelijk een mate van centrale controle op mondiaal niveau vereisen – ongekend in de geschiedenis van de mensheid. Is het waarschijnlijk dat 193 landen gedurende een tiental tot dertig opeenvolgende onderhandelingsrondes in de komende decennia overeenstemming kunnen bereiken over de wereldwijde verdeling van emissierechten?

Als landen niet bereid zijn vrijwillig samen te werken om een compromis te bereiken over een globaal akkoord voor de wereldwijde verdeling van emissierechten, is het enige denkbare alternatief dat het hen wordt opgelegd. Dat betekent dat de nationale parlementen van de besluitvorming moeten worden uitgesloten, omdat men niet het risico kan lopen dat deze met hun veto het resultaat van de ‘onderhandelingen’ belemmeren. Zelfs nationale regeringen mogen het succesvolle resultaat van ‘onderhandelingen’ niet dwarsbomen. Bijgevolg moet hetzij een directoraat van leidende naties, hetzij een semi-autonoom orgaan worden belast met de voorbereiding van voorstellen.

Om praktische redenen kunnen deze voorstellen tijdens de ‘onderhandelingen’ slechts marginaal worden aangepast, omdat anders het hele pakket uit elkaar zou vallen. Vervolgens wordt verwacht dat deze voorstellen officieel door alle landen worden goedgekeurd. Kyoto II dient dus verdere centralisatie en politieke integratie van de EU – geen wonder dat de kritische wetenschap door de voorstanders wordt genegeerd.

Dit alles zou het einde betekenen van zowel nationale soevereiniteit als democratie op zo’n cruciaal gebied als het gebruik van energie. Naleving vereist nauwlettend toezicht door een leger van inspecteurs en controleurs, dat wereldwijd zal moeten opereren en moet worden ondersteund door sancties in geval van niet-naleving.

Wat sancties betreft, kan een parallel worden getrokken met het stabiliteitspact van de EU, dat bepaalt dat de begrotingstekorten van de lidstaten onder de 3% van het BBP moeten blijven. Maar zoals we nu weten zijn sancties in dit geval zeer zwak en ondoeltreffend. Kyoto is een heel ander spel. Het is gericht op niets minder dan ‘het redden van de planeet aarde’, wat impliceert dat we niet moeten terugschrikken voor radicale maatregelen om wereldwijde naleving af te dwingen.

Een dergelijke aanpak wordt echter door een overweldigende meerderheid van landen in de wereld verworpen. China, India en Rusland koesteren het vermoeden dat Europa de economische inhaalrace van de arme(re) landen wil blokkeren door middel van milieubeschermingsvoorwaarden.

Bovendien willen de ontwikkelingslanden niet dat hun energiebeleid wordt gecontroleerd door rijke landen waarvan de burgers vijf keer zoveel uitstoten als zij. China beschouwt zichzelf als een ontwikkelingsland. Het vindt dat de rijke landen de bezuinigingen op zich moeten nemen. Volgens China:

Er zijn drie soorten emissies: luxe-emissies, normale emissies en overlevingsemissies. Die van ons zijn nodig om te overleven.”

Ook India verwerpt voorstellen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, omdat strengere beperkingen zijn bloeiende economie zouden afremmen.

De positie van Rusland is meer ambivalent. Het kan profiteren van inkomensoverdrachten door de verkoop van emissierechten. Maar binnen enkele jaren zal het misschien emissierechten moeten kopen. Op een klimaatconferentie, eind mei 2007, zei Sergei Mironov, voorzitter van de Federatieraad, het volgende:

“In werkelijkheid is de wetenschappelijke basis voor het [Kyoto]-protocol vrij zwak. Volgens veel deskundigen heeft de uitstoot van koolstofdioxide in de atmosfeer geen enkel effect op het klimaat.”

Als Rusland dit standpunt als officieel standpunt inneemt, zal het in 2012 uit Kyoto stappen. Ondertussen beginnen mensen in landen met ambitieuze doelstellingen op het gebied van klimaatbeleid, zoals het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, de kneep te voelen. Er is een verschil tussen enige sympathie hebben voor de ‘strijd tegen de opwarming van de aarde’ en het moeten betalen voor de concrete maatregelen die dit met zich meebrengt – zoals verplicht gebruik van veel duurdere hernieuwbare energiebronnen, of zelfs veranderingen in levensstijl.

De volksprotesten in verschillende Europese landen tegen de hoge energieprijzen herinneren politici aan het risico dat het negeren van de wensen van de kiezers kan leiden tot een herschikking van het politieke landschap, of, om het botter te zeggen, hen uit hun ambt zal dwingen.

Komt er een ‘Son of Kyoto’?

Op de EU-top van 15-16 oktober 2008 dreigden Italië en zeven Midden- en Oost-Europese landen hun veto uit te spreken over het nieuwe pakket klimaatbeleidsvoorstellen van de Europese Commissie als vervolg op Kyoto I. In het licht van de huidige economische turbulentie en stijgende werkloosheid vrezen zij ondraaglijke kosten te moeten dragen als gevolg van een extra vermindering van de CO2-uitstoot met 20% ten opzichte van het niveau van 1990. Naast de bezorgdheid over de negatieve gevolgen van de kredietcrisis maken zij zich ook zorgen over een te grote afhankelijkheid van de Russische olie- en gasvoorziening. Een plafond voor CO2-emissies en een veiling van CO2-emissierechten zou onvermijdelijk leiden tot de sluiting van een aantal kolengestookte centrales in verschillende Midden- en Oost-Europese landen. Dit is een onaantrekkelijke optie in het licht van de recente onderbrekingen van de gasleveringen door Gazprom.

De Italiaanse bezwaren waren van meer algemene en fundamentele aard. Premier Silvio Berlusconi verklaarde:

“Wij denken niet dat dit het moment is om de rol van Don Quichot te spelen, nu de grote producenten van CO2, zoals de Verenigde Staten of China, zich volledig verzetten tegen het naleven van onze doelstellingen.”

Tegen deze achtergrond is elke verwijzing naar een bindende uitvoering van de emissiedoelstellingen geschrapt. In plaats daarvan is een nieuwe voorwaarde ingevoerd, namelijk dat het nieuwe klimaatbeleid kosteneffectief moet zijn voor alle sectoren van de Europese economie en alle landen, rekening houdend met hun specifieke situatie. Dit betekent dat nieuwe voorstellen zullen moeten wachten tot een brede analyse van hun kosteneffectiviteit is afgerond.

Het begrip kosteneffectiviteit lijkt onschuldig. Het is als appeltaart en moederschap – niemand is ertegen. Dat wil zeggen, totdat men zich realiseert dat dure maatregelen om de CO2-uitstoot te beteugelen geen waarneembaar effect op de wereldwijde temperaturen zullen hebben. Bijgevolg zullen ze nooit kosteneffectief zijn.

Als de EU-landen die zich verzetten tegen een ‘Son of Kyoto’ deze argumentatie volgen, komt er geen nieuwe overeenkomst. Niet-Europese landen zijn nog minder enthousiast over een vervolg op Kyoto. Er zijn geen aanwijzingen dat landen als China en India en andere ontwikkelingslanden zich bij de regeling zullen aansluiten.

Amerikaanse deelname is al even twijfelachtig, zelfs nu de Democraten zijn aangetreden, omdat zij urgentere problemen moeten aanpakken dan de vermeende door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. De kans dat Rusland afhaakt is al genoemd.

Al met al is het hoogst onwaarschijnlijk dat er een wereldwijde opvolger komt van Kyoto I. Het is zelfs hoogst twijfelachtig of Europa’s mini-Kyoto nakomelingen zal krijgen. Het meest waarschijnlijke scenario is dat Kyoto – net als oude soldaten – gewoon zal vervagen. De kredietcrisis, de daaropvolgende wereldwijde economische ineenstorting en de gevolgen daarvan voor de echte wereld zullen als welkome alibi’s fungeren om Kyoto elegant te laten vallen, zonder al te veel politiek gezichtsverlies.

Conclusie

De wetenschappelijke basis van Kyoto vertoont fatale gebreken. Bovendien is het waarschijnlijk geworden dat er nooit een wereldwijde ‘Son of Kyoto‘ zal komen. De politieke, economische en sociale gevolgen zijn onvoldoende doordacht. Ze zijn eerder gebaseerd op wishful thinking dan op een nuchtere en realistische beoordeling, die het kenmerk is van rationele beleidsvorming.

Tegen deze achtergrond moet Europa zijn standpunt herzien. Het loopt groot gevaar zich door zijn klimaatbeleid van de rest van de wereld te isoleren.

***

* Drs. Hans H.J. Labohm is onafhankelijk econoom en auteur, gespecialiseerd in klimaatvraagstukken. Hij was expert reviewer van het IPCC, voormalig plv. Adviseur Beleidsplanning bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, voormalig plv. Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de OESO, voormalig Senior Visiting Fellow en Adviseur van de directie van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen (Clingendael). Hij is hoofdauteur van: ‘Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma’, MultiScience Publishing Company, 2004.

***

Dit artikelen werd gepubliceerd door het Amsterdam Law Forum van de Vrije Universiteit, Amsterdam, 1 juli 2011.

Het Amsterdam Law Forum is een open access initiatief ondersteund door de Vrije Universiteitsbibliotheek.

***

Noten

1 Hans Labohm, What Is Wrong with the IPCC?’, http://scienceandpublicpolicy.org/images/stories/papers/other/LabohmWhat_is_wrong_with_the_IPCC.pdf (last accessed on 18 February 2010) 

2 http://www.oism.org/pproject/ 3 http://www.fraserinstitute.org/Commerce.web/product_files/Independent%20Summary5 .pdf 4 http://www.sepp.org/publications/NIPCC-Feb%2020.pdf (last accessed on 18 February 2010)

3 https://www.fraserinstitute.org/sites/default/files/IndependentSummary5.pdf

4 https://www.heartland.org/publications-resources/publications/nature-not-human-activity-rules-the-climate-pdf

5 N. S. Keenlyside, M. Latif, J. Jungclaus, L. Kornblueh & E. Roeckner, Advancing decadalscale climate prediction in the North Atlantic sector, Nature (453) 2008, 84-88. http://www.nature.com/nature/journal/v453/n7191/abs/nature06921.html (last accessed on 18 February 2010)

***

Bron hier.

***

Naschrift

Een gevleugeld gezegde onder futurologen is: ‘Voorspellen is moeilijk, vooral met betrekking tot de toekomst.’ Daarom nemen zij hun toevlucht het ontwerpen van scenario’s om toch enig inzicht in, en greep op, de toekomst te krijgen. Terugkijken op scenario’s van vroeger levert vaak teleurstelling op. De geschiedenis blijkt toch vaak een andere loop te hebben genomen.

In het onderhavige geval heb ik toch de indruk dat de hierboven geschetste scenario’s nog steeds elementen bevatten die inzicht bieden in de situatie waarin wij ons thans bevinden wat betreft het klimaatbeleid en de maatschappelijke, economische en geopolitieke gevolgen daarvan.

Opeenvolgende COP-conferenties (COP=Committe of the Parties, ook wel de jaarlijkse hoogmis van de klimaatkerk genoemd) hebben aangetoond dat er geen wereldwijde overeenkomst zal komen over de reductie van de menselijke CO2-uitstoot. Een aantal westerse landen, waaronder de EU, heeft de ambitie van draconische reductie-maatregelen uitgesproken en daar een begin meegemaakt. Maar de grootste CO2-emittenten, zoals China, India en Rusland, volstonden met het uiten van vage beloften.

De AGW-hypothese wacht nog steeds op een onomstotelijk bewijs. En ook de aangekondigde klimaatcatastrofe laat nog steeds op zich wachten. Geen van de voorspelde rampen is werkelijkheid geworden. De gemiddelde wereldtemperatuur is weliswaar in de loop der jaren iets gestegen, maar laat sinds 1998 geen verontrustende opwaartse trend meer zien. Hetzelfde geldt voor de zeespiegelstijging en weersextremen. Het Great Barrier Reef maakt het goed en de ijsberenpopulatie is de laatste decennia dramatisch gegroeid. De koraaleilanden zijn nog immer niet door de oceaan verzwolgen. Het landoppervlak van sommige is zelfs toegenomen. De Noordpool is nog steeds niet ijsvrij. Het ijsoppervlak is het laatste decennium zelfs toegenomen.

Tegelijkertijd is het meer en meer duidelijk geworden dat de zogenaamde ‘hernieuwbare’ energie (zon en wind) geen alternatief kunnen bieden voor fossiele brandstoffen en kernenergie en slechts kunnen bestaan dankzij forse subsidies. Zij zijn bepaald geen ‘feest voor de portemonnee’.

De onderinvesteringen in fossiele brandstoffen – het resultaat van doelbewust westers ESG-beleid (ESG = Environmental, Social and Government) in de financiële sector en aangemoedigd door overheden, en pas later versterkt door de sancties als gevolg van het conflict in Oekraïne – hebben tot ongekende prijsstijgingen van energie geleid. De huidige energiecrisis, die gepaard gaat met uitzonderlijk hoge inflatie en een in de westerse wereld ongekende golf van nieuwe armoede, is dus primair beleids-geïnduceerd (zoals dat in modern economenjargon wordt genoemd), met funeste gevolgen voor de welvaart van brede lagen van de bevolking.

Voor zover mij bekend, is deze samenhang in de mainstream media tot dusver genegeerd.

Voortzetting van dit beleid houdt het gevaar in van duurzame stagnatie van economische groei en zelfs een diepe depressie in de landen die een dergelijk beleid voeren. Daarnaast wordt gesproken over verdergaande maatregelen, zoals de beperking van het (vlieg)verkeer, vleesconsumptie en zelfs een persoonlijk CO2-budget. Al deze maatregelen zouden een diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer vergen en daarmee een substantiële beperking van de individuele vrijheid.

In bovenstaande analyse werd de verwachting uitgesproken dat de EU met haar klimaatbeleid niet in haar eentje ‘de planeet zou willen redden’. Deze verwachting was gebaseerd op de veronderstelling van ‘rationeel beleid’, gelegitimeerd door een grondige, serieuze kosten/batenanalyse. Maar een zodanige analyse is nog steeds niet van officiële zijde gepresenteerd. Een aantal kritische wetenschappers heeft daarentegen berekeningen gepubliceerd, waaruit blijkt dat de kosten van het huidige beleid astronomisch zullen zijn, terwijl de baten – in termen van modelmatige berekende verminderde opwarming – zo gering zullen zijn dat zij niet waarneembaar zullen zijn.

Kortom, het beleid is nog immer in de stevige greep van de klimaathysterie. Met rationaliteit heeft het niets te maken.

Hans Labohm.

December 2022.

***