Door Andrew Sibley.

Vertaling: Martien de Wit.

Het lijkt wel alsof campagneleiders tegen de opwarming van de aarde de champagne ontkurken en een toost uitbrengen op recordtemperaturen, samen met het vermanende vingertje: “Ik zei het toch!”. BBC News heeft gemeld dat de wereldwijde temperaturen tussen februari 2023 en januari 2024 voor het eerst de grens van 1,5°C hebben overschreden. Dat wil zeggen dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd in die 12 maanden 1,5°C hoger was dan in de periode 1850-1900, volgens de EU Copernicus Climate Change Service (C3S). Dit volgde op een eerdere claim van de EU C3S van 1,48°C voor het kalenderjaar 2023.

We hebben de afgelopen jaren inderdaad een aantal recordtemperaturen gezien in Europa. Op 25 januari werd een temperatuur van 30,7°C gerapporteerd in Calles in Spanje. En in het Verenigd Koninkrijk werd op 19 juli 2022 een maximale recordwaarde van 40,3°C gemeten in Coningsby. Het is mogelijk dat deze piekwaarde werd beïnvloed door vliegtuigbewegingen – zoals besproken in de Daily Sceptic – maar de uurlijks gerapporteerde waarde van 39,6°C om 1400 en 1500 UTC, bij een matige zuidoostenwind, lag bijna een graad boven het vorige maximum in het V.K. (38,7°C op 25 juli 2019 in Cambridge Botanic Garden). Dit lijken echte records boven de langetermijnwaarden.

Maar we moeten ons afvragen: wat kan zulke hoge waarden hebben veroorzaakt, naast de geclaimde wereldwijde recordtemperaturen in 2022 en 2023? Een klein deel van de stijging kan te wijten zijn aan het stedelijk hitte-eilandeffect, of veranderingen aan instrumenten of schermen, maar dat is lang niet het hele verhaal. Bij nader inzien is een groot deel van deze extra atmosferische warmte te wijten aan veranderingen in de temperatuur van het oceaanoppervlak (SST), die vervolgens de lagere atmosfeer opwarmt. BBC News toont een stijging tot 21,05°C in de mondiale SST tegen 3 februari 2024.

El Niño

Eén belangrijke factor is het begin van een sterke El Niño, hoewel dit pas eind 2023 een impact had toen de Stille Oceaan opwarmde. De Oceanic Niño Index (ONI) steeg naar 1,6 in de herfst (augustus tot oktober 2023) en was 1,9 tegen het einde van het jaar (oktober tot december). Eerdere keren dat de ONI boven de 1,5 uitkwam in de afgelopen 70 jaar waren 2015-16, 2009-10, 1997-98, 1991-92, 1987, 1982-83, 1972-73 en 1965. De latere gebeurtenissen komen overeen met pieken in de satelliettemperatuurgegevens van de wereldwijde lagere atmosfeer. El Niño-gebeurtenissen duren normaal 12 tot 18 maanden – de sterkste gebeurtenissen deden zich voor in 2015-16 en 1997-98, met een piek van respectievelijk 2,4 en 2,6.

Atlantische Multidecadale Oscillatie

Een langere trend in de temperatuur van de oceaan is de Atlantische Multidecadale Oscillatie (AMO), waarbij de temperatuur van het zeeoppervlak over vele jaren ongeveer een graad varieert (gemeten tussen de evenaar en 70°NB). De AMO is zelf gekoppeld aan veranderingen in de troposfeer en stratosfeer, terwijl het stratosferische windregime ook beïnvloed kan worden door veranderingen in zonneactiviteit. Een dalende AMO-trend in de jaren 1960 en 1970 leidde tot de vrees voor de terugkeer van een ijstijd, maar met een stijging in de jaren 1990 en 2000 was er een herstel van de temperaturen op het noordelijk halfrond. De AMO-index is sinds die tijd positief en varieert met ongeveer anderhalve graad (°C) over deze lange perioden.

Het is interessant om de AMO-index te vergelijken met de UAH V6.0 satelliettemperatuurdataset, die begon in 1979, terwijl de AMO-index is gereconstrueerd tot het midden van de 19e eeuw. De satellietgegevens van de lagere atmosfeer hebben het voordeel dat veranderingen in zaken als het stedelijk hitte-eilandeffect worden geneutraliseerd. Wanneer de twee datasets naast elkaar worden uitgezet, van 1979 tot 2022, vertonen ze een nauwe correlatie – de trendlijn is zelfs bijna één op één (zie onderstaande grafiek).

Correlatie is natuurlijk niet meteen aan oorzakelijk verband, en je zou niet verwachten dat een verandering in de Noord-Atlantische temperatuur van het zeeoppervlak een even meetbare verandering heeft op de temperaturen in de atmosfeer wereldwijd. De nauwe correlatie kan het gevolg zijn van de manier waarop de index is opgebouwd. Het is echter niet onredelijk om te verwachten dat er een fysisch verband zou zijn tussen de Atlantische zeeoppervlaktetemperatuur en de temperatuur van de lagere troposfeer, met name in Europa, wat deels de recordhoge Europese temperaturen van de afgelopen jaren kan verklaren.

Vergelijking van de UAH V6.0 troposfeer temperatuur met de AMO (onbewerkte, korte reeks, gemiddeld over 12 maanden, 0 tot 70N) 1979 tot 2022

Schonere lucht

Sinds 2000 is er goede vooruitgang geboekt bij het verwijderen van industriële verontreinigende stoffen uit de atmosfeer, eerst in Noord-Amerika en Europa, maar steeds meer in Azië. De vervuilers zijn onder andere zwevende deeltjes, zwaveldioxide en nitraten. Op basis van satellietgegevens van NASA denkt men dat de geschatte klimaatinvloed van deze vervuiling de mondiale temperatuur met 0,5°C heeft doen dalen, terwijl het verwijderen van de vervuiling het tijdstip waarop de temperatuur naar verwachting 1,5°C boven het pre-industriële niveau zal stijgen, kan hebben vervroegd.

Verontreinigende stoffen hebben een direct effect op de hoeveelheid energie die het systeem van de aarde binnenkomt en verlaat, maar er is ook een secundair effect door fysieke veranderingen in wolken. Luchtverontreinigende stoffen werken als condensatiekernen in wolken. Dus meer talrijke deeltjes en zwavelaërosolen in de lagere atmosfeer leiden tot een toename van het aantal wolkendruppels, maar ze zijn kleiner van formaat. In het algemeen stijgt het gehalte aan vloeibaar water in wolken in de aanwezigheid van dergelijke vervuiling.

Verdere regelgeving die in 2020 van kracht werd door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft ook geleid tot een daling van de hoeveelheid zwavel die mag vrijkomen uit de uitlaatgassen van schepen – van 3,5% naar 0,5%. Over het geheel genomen, met een schonere atmosfeer en minder weerkaatsing van wolken, is er waarschijnlijk een overeenkomstige toename in de hoeveelheid zonnestraling die wordt geabsorbeerd in de oceanen; de temperatuur van de oceanen kan dus stijgen. Dit kan deels de stijging van de mondiale zeeoppervlaktetemperatuur verklaren, die weer leidt tot een stijging van de temperaturen in de lagere troposfeer.

Hunga Tonga – Hunga Ha’apai

Op 15 januari 2022 blies een enorme vulkaanuitbarsting in de Stille Oceaan een pluim van as, waterdamp en andere gassen de atmosfeer in, die wel 55 km hoog reikte – dat wil zeggen door de stratosfeer en tot in de mesosfeer. Naar schatting werd hierdoor 146 megaton waterdamp toegevoegd aan de ijle stratosferische atmosfeer. Drukgolven werden over de hele wereld waargenomen en gemeten op barometers op grondniveau. Wanneer zwaveldioxide in de stratosfeer wordt gepompt, kan dit de planeet afkoelen, zoals gebeurde met de Pinatubo in 1992, maar zo’n buitensporige hoeveelheid waterdamp die zo hoog vrijkomt, kan extra warmte beneden vasthouden. Een artikel, gepubliceerd in Nature Climate Change, suggereerde dat dit zou kunnen leiden tot een tijdelijke opwarming van de oppervlaktetemperaturen tot 1,5°C boven het langetermijngemiddelde in het volgende decennium.

Samenvatting

Veel politici, klimaatwetenschappers en de mainstream media pushen de wereld in de richting van netto nul koolstofuitstoot vanwege de stijging van broeikasgassen en de wereldwijde temperaturen. Maar, zoals alom is opgemerkt, is dit een beleidsdoel dat niet volledig rekening houdt met de economische gevolgen voor gewone mensen.

Een nadere beschouwing van de recente veranderingen in de wereldwijde atmosfeer en de temperatuur van het zeeoppervlak suggereert dat de toename van broeikasgassen slechts één factor is in de recente temperatuurstijging. Natuurlijke variabiliteit in de vorm van het kortstondige El Niño-verschijnsel, de stijging van de AMO-index op de langere termijn, een verschuiving naar schonere lucht en minder vervuiling, en vulkanische activiteit van de vulkaan Hunga Tonga – Hunga Ha’apai kunnen allemaal een belangrijke invloed hebben gehad op de recente temperatuurstijgingen wereldwijd.

Bijgevolg kan de klimaatgevoeligheid op lange termijn voor stijgingen in broeikasgasemissies, die enigszins onzeker is, in feite nog steeds aan de lage kant van de verwachtingen liggen, zoals bijvoorbeeld wordt beweerd door Lewis en Curry. Als dat zo is, dan is de haast om de Net Zero doelstellingen te halen misplaatst en misleidend.

***

Andrew Sibley is een semi-gepensioneerd freelance meteoroloog met een Master of Science in Environmental Decision-Making en een Master of Philosophy in theologie.

***

Bron: hier

***