De sociale ontwikkeling van beschavingen blijft lang tegen een plafond stuiten: tot we de kracht van fossiele brandstof leerden temmen

De afgelopen week vermaakte ik me bijzonder met ‘Why the West Rules, for now‘, van Stanford-historicus/archeoloog Ian Morris. Het blijkt in maart in het Nederlands verschenen, maar qua taal moet je bij de Britse bron blijven, al was het maar om Morris zijn ironie te vatten.

De Brit geeft in dit ongeveer 700 bladzijden tellende boek een ‘grote unificerende theorie van alles’ over 15 millennia geschiedenis sinds het jager-verzamelaarsbestaan. Dit om antwoord te geven op de vraag: hoe kan het dat het Westen regeert (waaronder hij de hele kern rekent van Mesopotamie tot hier), en niet het Oosten (de Delta van de Yangtze) ?

Geen wollige social talk maar kennis
Het antwoord is simpel. Wij waren de eersten die de enorme kracht verpakt in fossiele brandstof wisten te plooien naar onze wensen. Daardoor kon Bolton -de zakelijke partner van James Watt, uitvinder van de stoommachine – antwoorden op de vraag wat hij verkocht:

‘I sell here, what all the world desires to have: Power’.

Ontwikkeling zichtbaar met puntensysteem.
Voordat we dit vuur van de goden wisten te verpakken in 1776, zaten we qua ontwikkelingsniveau beneden dat van de Romeinen op hun hoogtepunt. Tot zover het waanidee dat vooruitgang automatisch synchroon loopt met de tijd. Met genoeg ‘duurzaamheid’ kunnen we zo weer Ot en Sientje spelen.

Na 500 tot 1500 leek het Oosten definitief de leiding te nemen. Zij haalden het Westen in, zie de bubbel in de grafiek. Toch bleven ook zij botsen tegen dat plafond van rond de 40 punten, dankzij de limiet die spierkracht heet. Want deze krachtbron vraagt landoppervlak om via verbouwing van voedsel de energie te leveren voor die spierkracht in mensen- en paarden. En dat oppervlak is eindig, tenzij je het van anderen afpakt. Die laatste optie is met kernbommen een stukje ingewikkelder geworden.


Morris neemt één grafiek als uitgangspunt in het boek, waarin hij de up to date archeologische/historische kennis weergeeft van sociaal ontwikkelingsniveau in culturen. Waarbij 1 punt gelijk staat met het wensbeeld van ‘duurzaamheid’, de low impactlifestyle van ‘nobele wilden’, jagers en subsistence farmers. Die grafiek zie je hierboven.

Wat geeft historische culturen het ‘kontje’dat ze opstuwt in de vaart der volkeren?
Morris laat het gespeculeer van salonfilosofen en freudiaanse deskundologen voor wat het is: hij kijkt gewoon naar de feiten uit biologie, archeologie, geografie en sociale wetenchappen. De biologische basis ontdoet de wereld zowel van franje, als sneue rassentheorie.

Want ‘mensen- in grote groepen- gedragen zich allemaal het zelfde’ volgens Morris. De geschiedenis wordt voortgestuwd door

    ‘luie bange hebberige wezens (die vaak nauwelijks weten wat ze doen) en die makkelijker, veiliger en winstgevender manieren vinden om hun behoeften te bevredigen’.

Net als andere organismen. Sneue rassentheorieen over Westerse superioriteit zijn zonder moralisme naar het fabelrijk te verwijzen: want hoe verklaar je dan dat het Oosten in de Middeleeuwen bijna 1000 jaar lang de wereldleiding overnam? Een plotselinge mutatie?

Wat bepaalt menselijk gedrag en hun organisatieniveau?
Het puntensysteem wordt vooral bepaald door de twee belangrijkste factoren in de geschiedenis. Dat zijn de mogelijkheid om energie aan te wenden voor eigen doeleinden (net als bij andere organismen). Dat meten ze onder meer aan het gebruikte aantal kilocalorieen per capita.

En natuurlijk de mogelijkheid tot succesvol oorlogvoeren, om de groepen uit de weg te ruimen die je groei in de weg staan. Want je hebt kapitaal nodig om je organisatie op peil te houden, je machtsbasis te continueren en landoppervlak voor voedsel en energie.

Het sociale organisatieniveau hangt sterk met de technische ontwikkelig samen, en bepaalt ook in hoge mate het succes bij oorlogvoering. Want je kunt wel een vuurwapen hebben, maar waarom wist de Britse marine in de negentiende eeuw steeds te winnen: dankzij het organisatieniveau dat bij deze nieuwe oorlogvoering hoorde. Het simpel weg importeren van vuurwapens deed de truck niet. Die organisatie hangt weer samen met materiele voorspoed.

Wat het ontwikkelingsniveau weer teniet kan doen: de vier ruiters met klimaatverandering
De ‘dark ages’ kunnen, net als in het Westen na de Romeinen weer terugkeren door de 4 horsemen of the apocalypse.

    Ziekte, honger, immigratie, en ineenstorting van de staat: versterkt door klimaatverandering.

Immigratie, zoals de woeste Hunnen en Mongolen, steppevolken die zowel Oosten als Westen ruim 2000 jaar hoofdpijn bezorgden met hun oorlogen en plundering. Nu snapte ik ook eindelijk waar de naam Hongarije (hun-garije) vandaan komt. Die Hunnen kwamen tot in Oostenrijk en Duitsland de zaak verstieren. De Britten in de Eerste Wereldoorlog noemden de Duitsers de ‘Hunnen’. Pas met de komst van vuurwapens (uitvinding van het Oosten) wisten West en Oost die uitkeringtrekkers op hun paarden te weren. Klimaatveranderingen brengen die migratie vaak op gang.

De afkoeling na de Romeinse Warmteperiode bracht op onze breedtegraad steeds meer misoogsten, en heeft duidelijk bijgedragen aan de verzwakking van het rijk. Minder oogst is minder kapitaal en voedsel, minder mogelijkheid om je legers te onderhouden: terwijl de druk op de grenzen toeneemt door immigratie en je juist meer legers nodig hebt. De zaak implodeert. Ook in China volgde een lange tijd van neergang.

Hoe beinvloedt klimaat de geschiedenis?
Deze vraag hangt sterk samen met geografie. Het Westen kreeg een voorsprong na de IJstijd omdat het klimaat hier eerder opknapte, én er meer planten groeiden die voor domesticatie/teelt geschikt waren. Die voorsprong bleef, want de kou van het jonge Dryas rond 9000 bce benadeelde beide. Daarna kon een verdere klimaatverbetering (is natuurlijk opwarming) de omstandigheden voor oogst verbeteren, met uitdijende gemeenschappen tot gevolg.

Maar uiteindelijk draait het op deze ‘lucky latitudes’ – waar landbouw het eerste mogelijk was- natuurlijk niet zozeer om temperatuur maar neerslag (schreef ik ook al in De Staat van het Klimaat hfdstk 6). In het hete Irak zeker, waar de wieg van het Westen staat. Een neerslagvermindering door klimaatverandering rond 4000 bce werkte desastreus. Toch kon een achterstand hier – zo lijkt archeologisch bewijs te tonen- zorgen voor vooruitgang. Het antwoord op die ongunstige omstandigheden was stedenvorming, betere organisatie en irrigatie. Om de ontstane problemen het hoofd te bieden.

Klimaat werkt tegelijk gunstig/ongunstig
Neem de sterke afkoeling die rond 800 BCE optrad: de populatie in Noordwest Europa kelderde, maar rond de Middellandse zee, profiteerden volken weer omdat die koude wind meer regens meebracht. De gevolgen zijn positief of negatief afhankelijk van de geografie en de mate waarin beschavingen technische oplossingen formuleren.

Correlatie opkomst godsdiensten en klimaat
Het godsdienstige antwoord op neergang in het Westen na de Romeinse Warmteperiode en de misoogsten die afkoeling hier bracht, was de enorme groei van het Christendom, in het Oosten knalde het Boeddhisme uit haar voegen tot er ‘geen dorp meer zonder klooster was’.

Beide zijn in de kern wereldverzakende tradities met een kloosterorganisatie, die pas weer bij materiele en daarna culturele voorspoed uit de gratie raakten. Toen de Chinezen in 1100, profiterend van de Middeleeuwse Warmteperiode, het Westen in ontwikkeling ver achter lieten, begonnnen ze ook tegen boeddhisten te schoppen, kloosters te slopen. Opnieuw ziet Morris vergelijkbare trends in Westen en Oosten, die geen verklaring kunnen bieden waarom het Westen nu voor ligt.

Volgens Morris zijn zulke geestelijk/filosofische ontwikkelingen niet een oorzaak, maar gevolg van grotere fysisch-geografische ontwikkelingen. Het is een antwoord dat mensen formuleren dat past bij de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld zien. Zo verbindt Morris ook de opkomst van georganiseerde religie met klimaatveranderingen: slechtere oogsten door minder neerslag en andere zaken waar je wereldlijk geen invloed op hebt vroeg in Assyrie en Babylon om bemiddelaars.

Zo dacht de ene groep dat het uitsnijden van een kloppend hart helpt, weer een ander volk denkt dat het opbiechten van je zonden tegen een zwartgeklede man die geen seks heeft de klus klaart’

Deze gortdroge beschrijving, geeft een beetje de toonzetting van Morris weer: hij schrijft vlot maar nooit te populair en altijd met een zweem van ironie. Die 700 bladzijden vol kennis ben je daarom zo door.

Hoe lang nog de leiding?
Terwijl de Chinezen zich vanaf 1500 steeds meer naar binnen keerden, kreeg het Westen de kans de hort op te gaan. Geografie, gaf hier volgens Morris de doorslag. De Chinezen hadden veel meer ontwikkelingsniveau, de uitvindingen die Leonardo Da Vinci deed hadden ze ook al gedaan: maar ze kwamen er niet mee uit de kast. Ontdekkingsreizen stokten, het eind over de Stille Oceaan naar Amerika was net te ver. Voor de Westerlingen vanuit de Noordwestkern van Europa was de Atlantische Oceaan niet meer zo’n grote barriere.

    Ook aardig: Moslims en Christenen horen bij Morris gewoon allebeide tot het Westen. De moren, zoals die het Alhambra in Granada bouwden (ga daar naartoe in Andalusie!) waren op alle fronten veel verder tot in de 15de eeuw. Het christelijke Noordwesten was de periferie. Misschien hebben wij zo’n achterlijk beeld van moslims omdat we hier vooral de moslimtokkies importeerden. En via het nieuws enkel beelden krijgen van baardmannen die een vrouw de neus afsnijden als ze zonder sluier loopt. Opnieuw: vooruitgang komt niet met de tijd, maar met ontwikkeling, en beschaving is kwetsbaar.

Ook de ontwikkeling van analytisch-wetenschappelijk denken a la Newton- problemen isoleren van hun context en puntsgewijs oplossen ipv associatief holisme (new age, ecologisme)- hing volgens Morris al in Westerse de lucht, en was niet van één genie afhankelijk. Immers, in Duitsland ontwikkelde Leibniz al vergelijkbare ideeen. Ze formuleerden simpelweg de antwoorden op vragen, die de ontdekking van de wereld opwierp als gevolg van de gunstiger geografie voor dat moment.

En dat op een moment, dat vele technische uitvindingen zich door de eeuwen heen al hadden opgestapeld. De grafiek met twee assen, is overigens een uitvinding van Descartes: het ruimtelijk weergeven van Algebra, nummers, afkomstig van die andere Westerlingen de Arabieren (Algebra is verbastering van Aljabr). Een revival van wat de Grieken deden, namelijk de mathematische werkelijkheid in figuren en driehoeken vangen dus. Iedereen die een grafiek tekent, doet Descartes.

Geen enkele factor is dus dé factor
Wat soms een achterstand is, kan later een voorsprong worden. De Chinezen gebruikten al kolenenergie in de 11de eeuw, wat ze enorme vooruitgang bracht. De Britten zaten ook bovenop kolenlagen, maar ontbeerden de technische vooruitgang om het te exploiteren.

‘Een gedicht in rond 1080 geeft en idee van de overgang (naar meer industrialisatie, dankzij kolen en de mogelijkheid om hiermee ijzer te smeden en te verwarmen)Het eerste vers beschrijft een vrouw die wanhopig is om brandstof te vinden, zodat ze haar lichaam verkoopt voor brandhout. In het tweede vers brengt een kolenmijn uitkomst. In het derde een grote vuuroven, in het vierde volgt opluchting dat mensen nu genoeg voedsel hebben: grote ijzeren zwaarden kunnen gemaakt worden, maar de bossen blijven bestaan

Het hebben van fossiele brandstoffen bepaalt uiteindelijk niet de sprong, maar wat je ermee doet. Watt wist het te bundelen. Vanaf dan knalt de sociale ontwikkeling door het plafond. De mensheid is zijn ketens kwijt. Je ziet dankzij de geschiedenis, hoe doorslaggevend die bundeling van makkelijk te verwerken fossiele energie was die ‘de energie naar het werk bracht in plaats van het werk naar de energie’. Ook voor het milieu, omdat zo de bossen bleven staan.

De ontknoping: Oost en West houden op te bestaan
Morris heeft in zijn conclusie gelijk: geografie speelt nu een nóg veel kleinere rol bij het Oost-West verschil dan vroeger:

As surely as geography dictated that the West would rule, it also dictates that the East will catch up, exploiting the advantages of its backwardness untill its social development overtakes the West’s.

We krijgen nog wat obligate getuigenissen over het afwenden van rampspoed, met verwijzing naar de ‘Zesde Massa-extinctie’, en de reframing van global warming, pardon, climate change, pardon global weirding, tot het pleidooi voor renewable (=landoppervlak-afhankelijke energie, regelrecht tegen het betoog van Morris zelf in bij de voorgaande 617 bladzijden). Ach, zo denkt men nu in academieland, en Morris kent zijn publiek en moet zijn boek verkopen. . Maar Morris geeft al aan geen alarmist te zijn.

If, as I suspect will happen, we are stil holding Nightfall at bay and social development is soaring past 2000 points, the emerging singularity will not so much end the race as transform the race (tussen oost en west), and above all, transform the human race.

Gelukkig houdt Morris het seculier religieuze getuigeniswerk zeer bescheiden, pas op de laatste 2 bladzijden. Zolang hij binnen zijn vak blijft heb je tot bladzijde 617dus gewoon lol. Hier levert hij de best leesbare topprestatie van dit moment dat iedere kennisjunk rode oortjes bezorgt.

En wanneer Morris niet was beinvloed door de seculier religieuze duurzaamheidszeloten?
Dan had hij gezien dat je in zijn eigen woorden energie nodig hebt die’ die de energie naar het werk brengt, in plaats van het werk naar de energie’. Windenergie, biomassa, zonne-energie, allen zijn plaats en tijdafhankelijk, samenhangend met de willekeur van de natuur. Die tijd en plaatsafhankelijke energie hield het plafond van onze ontwikkeling van rond de 40 punten in stand vanaf de Romeinen. Nu zitten we over de 1000 punten. Maar met genoeg ‘duurzaamheid’ kunnen we zo weer op 40 komen.

Hij had dus in lijn met zijn betoog in de voorgaande 617 bladzijde kunnen concluderen dat ‘duurzame energie’ de slechtste optie is: Oost en West staan voor de zelfde uitdagingen met een dichtend ontwikkelingsgat, een kleinere aarde met een beperkte hoeveelheid koek te verdelen.

Wanneer je Morris hebt gelezen weet je: we zouden nóg minder moeten luisteren naar de seculiere zeloten die onze energievoorziening weer richting Middeleeuwen willen duwen door deze afhankelijk te maken van landoppervlak (wind en biomassa). Je moet land afpakken van natuur of andere mensen, zo leert de geschiedenis. Er is dus ook een verband tussen duurzaamheid en kolonialisme, zoals we nu weer zien in de landgrab voor biobrandstoffen in Africa en Azie.

Hoeveel punten moet ons ontwikkelingsniveau dalen voor we dat eindelijk willen toegeven?