Door Eric Blondeel.

Op 20 februari 2024 verscheen het artikel 1900 wetenschappers eensgezind: er is geen klimaatcrisis!

Sommige mensen zullen bij het lezen van zulke titel de wenkbrauwen fronsen. Hierna willen we die wenkbrauwen wat minder laten fronsen, want het is altijd beter eerst kritisch na te denken.

De temperatuur van de aarde wordt bepaald door het evenwicht tussen de inkomende energie van de zon en de energie die de aarde via infraroodstraling het heelal instuurt. De gasatmosfeer rond de aarde werkt echter als een thermische weerstand. Daardoor is de temperatuur op de aarde ca. 31°C hoger dan in het geval er geen atmosfeer zou zijn. Volgens het IPCC (Intergovernemental Panel on Climate Change, een VN-orgaan) is deze warmteweerstand afhankelijk van de samenstelling van de atmosfeer. Bepaalde ‘broeikasgassen’ worden daarbij geviseerd. Vooral CO2 moet het ontgelden, maar de bewijsvoering is niet zo simpel. We zullen dat hierna aantonen.

De kern van het hier beschreven verhaal is dat de CO2 in de atmosfeer een verzadigingseffect vertoont en daarom veel minder effect heeft op de atmosferische straling. CO2 heeft bij de huidige atmosferische concentraties nog nauwelijks enig effect op het thermisch gedrag van de atmosfeer en bijgevolg op de temperatuur op aarde.

Uitgaande straling en CO2

Laten we even kijken naar de onderstaande figuur. Die geeft de energiedistributie voor de straling naar de ruimte weer op de grens van de atmosfeer, en dat in functie van de frequentie van de straling (inverse van golflengte). De blauwe lijn geeft de stralingsdistributie bij een transparante standaard atmosfeer. In de brede frequentieband 0-800 ligt er onder de blauwe curve en de gekartelde curve een zone die de absorptie van waterdamp weergeeft voor standaard lucht. Deze absorptie resulteert in een stralingsverlies en bijgevolg een moeilijker en verminderde afstraling naar de ruimte met een stijging van de temperatuur van de aarde als gevolg.

Kijk nu naar de gekartelde curve. Er ontstaat een toenemende dip (=stralingsverlies) bij een toenemende CO2 concentratie in de veel beperktere frequentie zone 600-800 dat het CO2 venster genoemd wordt, Er is geen dip bij afwezigheid van CO2 in de atmosfeer zoals weergegeven in groen, maar een zware dip bij 400 ppm (ppm betekent partikels per miljoen) CO2 weergegeven door de zwarte curve, echter bij een verdubbeling tot 800 ppm weergegeven door rood is er nauwelijks enig effect merkbaar, dit verschijnsel wordt verzadiging genoemd en het energetisch verschil tussen 400 en 800 ppm CO2 is slechts 3W/m². Momenteel is de CO2 concentratie in de atmosfeer ca. 420 ppm en bevinden we ons reeds in deze verzadigingszone. De evolutie van dit verzadigingsverschijnsel is weergegeven door de ingevoegde figuur rechtsboven in de figuur die het effect aangeeft bij een telkens verdubbelende CO2 concentratie, heel specifiek is dat niet de diepte maar de breedte van de dip toeneemt met stijgende concentratie en er is nauwelijks verschil merkbaar tussen 400 en 800 ppm CO2.

Waterdamp

Als de dosis CO2 (400 ppm versus 800 PPM) kennelijk nauwelijks nog effect heeft op de grootte van het stralingsverlies, waar komt het verlies aan straling dan van vandaan?

Het antwoord luidt: waterdamp!

De atmosfeer is niet droog noch homogeen maar ook de vochtigheid doet zich voor in variërende concentraties. Dat heeft een effect op het stralingspatroon vanaf de atmosfeer naar de ruimte.

Onderstaande figuur levert  in zwart de met satellieten gemeten straling naar het heelal en blauw is de theoretische aanvulling.

Kijk naar de grafiek over de Sahara. Daar is de lucht vrij droog en het CO2-venster is hier voor verdere referentie als 100% aangegeven. De CO2 is er dominant met een beperkt stralingsverlies door waterdamp en een sterk stralingsverlies door CO2. De grafiek komt vrij goed overeen met de hoger geschetste droge transparante standaardlucht.

Maar zie naar de gemeten grafiek voor de middelste breedtegraad: daar is er reeds een verder stralingsverlies door een daling van de maximumpiek vanwege waterdamp, maar het CO2 venster is gereduceerd naar 30%. Aan de evenaar is er nogmaals een halvering en op Antarctica is zelfs de maximale straling gehalveerd, en daar is er nauwelijks nog een CO2 invloed.

Dit toont aan dat in reële aardse omstandigheden de waterdamp in de lucht de dominante factor is bij de gemiddelde afstraling van energie naar de ruimte en niet CO2, waardoor de uitstraling van warmte gehinderd wordt. Het broeikasgas bij uitstek is waterdamp dat de temperatuur van de aarde domineert en CO2 speelt vanwege de sterk dalende invloed van CO2 door saturatie een ondergeschikte rol.

Toch wijst het IPCC CO2 als dominant aan en gebruikt daartoe waterdamp als versterkende factor voor CO2 in haar modellen, maar dat komt geenszins overeen met de metingen en observaties.

ECS-waarde

ECS staat voor Equilibrium Climate Sensitivity. Deze maatstaf geeft de temperatuursverhoging op het aardoppervlak aan bij verdubbeling van de concentratie van het betreffende broeikasgas (voor het IPCC dus voornamelijk CO2). Het is een belangrijke parameter die wetenschappers gebruiken in klimaatstudies.

Hier wordt de recente ECS-waarde bekeken uitgaande van diverse wetenschappelijke invalshoeken

  1. Hierboven werd aangegeven dat voor droge transparante lucht het verlies aan afstraling tussen 400 en 800 ppm 3W/m² is. Ook werd aangetoond dat waterdamp dominant is. In het overdreven geval van de onderstelling dat CO2 nog een gemiddelde 30% invloed heeft dan is deze waarde 0,9W/m² of omgerekend ECS = 0,3°C en warmt de atmosfeer met 0,3°C op.
  2. Een IPA-studie komt op basis van de Stefan Boltzman wet tot ECS= 0,71°C.
  3. De Scafetta meta studie komt tot de conclusie dat nieuwe wetenschappelijke publicaties in de loop der tijd steeds dalende ECS-waarden publiceren en dat de gepubliceerde waarden van 2015 tot 2017 onder de 1°C lagen, dus ECS ligt tussen 0 en 1 graad.
  4. De universele gaswet levert een maximumwaarde ECS = 0,05 °C
  5. Nicolov en Zeller tonen via een dimensionele analyse op ons planetair stelsel aan dat de temperatuur van hemellichamen enkel afhangt van de instraling en de atmosferische druk, dus ECS = 0.

De conclusie is dat wetenschappelijk vanuit diverse benaderingen zeker kan gesteld worden dat ECS <1 en zelfs best heel klein kan zijn: tot en met nul.

Het IPCC komt echter tot heel andere conclusies met hun laatste CMIP6 (CMIP6 – Coupled Model Intercomparison Project Phase 6) modellen zoals hieronder aangegeven. De ECS-waarden starten in onderstaande grafiek rechts met 1,8 en 1,9 waarden voor Russische modellen en gaan voor andere IPCC-studies tot de extreme waarden van 5,67 links.

Het IPCC geeft dan ook ECS tussen 1,83 en 5,67, nl. de waarden bekomen uit modellen, en geeft als “meest preferentiële waarde” ECS=3.

Bemerk enerzijds dat de ECS-waarden zeer sterk afhangen van de aanpak en intenties die de auteurs in het model kunnen inbrengen binnen het CMIP6 format. Maar anderzijds wijst een spreidingsfactor van bijna 3 tussen de uitersten op een zeer lage betrouwbaarheid van deze modellen. Bovendien valideert geen enkel auteur zijn resultaat.

Scafetta deed de validering wel en verdeelde deze CMIP6 ECS range op in 3 gelijke delen en berekende vervolgens voor ieder model afzonderlijk de bijhorende temperatuurreeks. Die temperatuurreeksen werden uitgezet in onderstaande figuur en vergeleken met de temperatuurreeksen bekomen met metingen via satelliet en thermometer.

Duidelijk is dat met dalende ECS-waarden de modellen resultaten steeds meer naar de metingen naderen. Hadden er CMIP6 – modellen bestaan met een 0< ECS<1 dan kwamen de modellenberekeningen waarschijnlijk goed overeen met de metingen. Dat toont aan dat zelfs de klimaatmodellen gevalideerd aan de metingen aangeven dat 0< ECS<1, een conclusie die het IPCC nooit zal willen toegeven want het is de essentie van hun bestaan!

De akkoorden van Parijs

Het akkoord van Parijs uit 2015 stipuleert dat de temperatuurstijging onder menselijke invloed onder 1,5°C moet blijven.

Hierboven is aangetoond dat uitgaande vanuit diverse wetenschappelijke invalshoeken alsook het valideren aan metingen en observaties van de IPCC-klimaatmodellen wetenschappelijk kan gesteld worden dat 0 < ECS <1. Een beter cijfer geven kan momenteel nog niet gegeven worden, maar het feit dat er nu een bovengrens ECS = 1 bekend is, is voldoende om definitieve conclusies te kunnen trekken.

Onderstaande tabel levert de berekeningen van de temperatuurtoename als gevolg van de CO2 toename voor zowel de extreme ECS = 1 waarde alsook ter vergelijking een informatieve arbitraire waarde van 0,3, en dit in vergelijking met de IPCC-aanbevelingen.

Blijkt dus dat de impact van CO2 op de temperatuur voor een ECS=1 eind vorig jaar een temperatuuraandeel heeft van 0,47°C op de “officiele” 1,2 °C in de gemeten temperatuurstijging en bij een ECS van 0,3 is dit slechts 0,14°C (er is dan ook een temperatuur effect van 0,73 resp. 1,06°C te wijten aan andere factoren zoals geothermie, zon, wolkendekking…) Voor 2100 zouden de cijfers oplopen tot 0,78 resp. 0,23 °C.

Deze waarden liggen nog steeds ver beneden de limiet van de Parijs overeenkomst. Er is dan ook geen nood noch aan decarbonistatie noch aan een energietransitie en het uitputten van de aardse bronnen.

Eric Blondeel.

Het IPCC blijft zich in fantasie wentelen door de onhoudbare waarde van ECS=3 aan te houden, en heeft op COP 28 in Dubai zelfs een nog extremer standpunt ingenomen, namelijk “Business as Usual “, afgekort BAU, die momenteel een CO2- impact zou geven van 1,42°C tot 2,37°C. Dat zijn waarden die heel veel hoger liggen dan de werkelijk gemeten waarden. Derhalve zijn ze onmogelijk, tenzij het IPCC kan aangeven waar in de atmosfeer een koeling optreedt om de feitelijk vastgestelde lagere meetwaarden te verklaren.

Nog erger, voor 2100 stijgen deze waarden naar 2,35 en 3,92°C. Op de COP 28 werd zelfs 6°C toename uitgesproken in de onderstelling van CO2 waarden oplopend tot boven 600 ppm.

Dit zijn allemaal dystopische cijfers die het IPCC onmogelijk hard kan maken. Maar wel aan de basis liggen van het gevoerde energiebeleid!

***

Bron: Dwarsliggers hier.

***